Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. uitzingen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for uitzingen in Niederländisch

uitzingen:

uitzingen Verb (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)

  1. uitzingen
    dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden
    • dragen Verb (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • volhouden Verb (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
    • verdragen Verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorstaan Verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • uithouden Verb (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)
    • verduren Verb (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
    • uitzingen Verb (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)
    • dulden Verb (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • harden Verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)

Konjugationen für uitzingen:

o.t.t.
  1. zing uit
  2. zingt uit
  3. zingt uit
  4. zingen uit
  5. zingen uit
  6. zingen uit
o.v.t.
  1. zong uit
  2. zong uit
  3. zong uit
  4. zongen uit
  5. zongen uit
  6. zongen uit
v.t.t.
  1. heb uitgezongen
  2. hebt uitgezongen
  3. heeft uitgezongen
  4. hebben uitgezongen
  5. hebben uitgezongen
  6. hebben uitgezongen
v.v.t.
  1. had uitgezongen
  2. had uitgezongen
  3. had uitgezongen
  4. hadden uitgezongen
  5. hadden uitgezongen
  6. hadden uitgezongen
o.t.t.t.
  1. zal uitzingen
  2. zult uitzingen
  3. zal uitzingen
  4. zullen uitzingen
  5. zullen uitzingen
  6. zullen uitzingen
o.v.t.t.
  1. zou uitzingen
  2. zou uitzingen
  3. zou uitzingen
  4. zouden uitzingen
  5. zouden uitzingen
  6. zouden uitzingen
en verder
  1. ben uitgezongen
  2. bent uitgezongen
  3. is uitgezongen
  4. zijn uitgezongen
  5. zijn uitgezongen
  6. zijn uitgezongen
diversen
  1. zing uit!
  2. zingt uit!
  3. uitgezongen
  4. uitzingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze