Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. uitzingen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitzingen (Niederländisch) ins Spanisch

uitzingen:

uitzingen Verb (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)

  1. uitzingen (uithouden; dragen; volhouden; )

Konjugationen für uitzingen:

o.t.t.
  1. zing uit
  2. zingt uit
  3. zingt uit
  4. zingen uit
  5. zingen uit
  6. zingen uit
o.v.t.
  1. zong uit
  2. zong uit
  3. zong uit
  4. zongen uit
  5. zongen uit
  6. zongen uit
v.t.t.
  1. heb uitgezongen
  2. hebt uitgezongen
  3. heeft uitgezongen
  4. hebben uitgezongen
  5. hebben uitgezongen
  6. hebben uitgezongen
v.v.t.
  1. had uitgezongen
  2. had uitgezongen
  3. had uitgezongen
  4. hadden uitgezongen
  5. hadden uitgezongen
  6. hadden uitgezongen
o.t.t.t.
  1. zal uitzingen
  2. zult uitzingen
  3. zal uitzingen
  4. zullen uitzingen
  5. zullen uitzingen
  6. zullen uitzingen
o.v.t.t.
  1. zou uitzingen
  2. zou uitzingen
  3. zou uitzingen
  4. zouden uitzingen
  5. zouden uitzingen
  6. zouden uitzingen
en verder
  1. ben uitgezongen
  2. bent uitgezongen
  3. is uitgezongen
  4. zijn uitgezongen
  5. zijn uitgezongen
  6. zijn uitgezongen
diversen
  1. zing uit!
  2. zingt uit!
  3. uitgezongen
  4. uitzingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitzingen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aguantar doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doormaken; doorstaan; dulden; iets verduren; in leven blijven; incasseren; opvangen; overleven; standhouden; velen; verdragen; verduren; verteren; welgevallen; zich staande houden
soportar doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanjagen; aansporen; doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; iets verduren; incasseren; ondersteunen; opjutten; opvangen; porren; schoren; schragen; steunen; stutten; verdragen; verduren; verteren