Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for doorstaan in Niederländisch

doorstaan:

doorstaan Verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)

  1. doorstaan
    doorstaan; verdragen; doorleven; verteren; verduren
    • doorstaan Verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • verdragen Verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorleven Verb
    • verteren Verb (verteer, verteert, verteerde, verteerden, verteerd)
    • verduren Verb (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
  2. doorstaan
    dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden
    • dragen Verb (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • volhouden Verb (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
    • verdragen Verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorstaan Verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • uithouden Verb (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)
    • verduren Verb (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
    • uitzingen Verb (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)
    • dulden Verb (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • harden Verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
  3. doorstaan
    – het meemaken en uithouden 1
    doorstaan; uitstaan
    – het meemaken en uithouden 1
    • doorstaan Verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
      • hij doorstond een vervelende ziekte1
    • uitstaan Verb
      • ik kan al die drukte niet uitstaan1

Konjugationen für doorstaan:

o.t.t.
  1. doorsta
  2. doorstaat
  3. doorstaat
  4. doorstaan
  5. doorstaan
  6. doorstaan
o.v.t.
  1. doorstond
  2. doorstond
  3. doorstond
  4. doorstonden
  5. doorstonden
  6. doorstonden
v.t.t.
  1. heb doorgestaan
  2. hebt doorgestaan
  3. heeft doorgestaan
  4. hebben doorgestaan
  5. hebben doorgestaan
  6. hebben doorgestaan
v.v.t.
  1. had doorgestaan
  2. had doorgestaan
  3. had doorgestaan
  4. hadden doorgestaan
  5. hadden doorgestaan
  6. hadden doorgestaan
o.t.t.t.
  1. zal doorstaan
  2. zult doorstaan
  3. zal doorstaan
  4. zullen doorstaan
  5. zullen doorstaan
  6. zullen doorstaan
o.v.t.t.
  1. zou doorstaan
  2. zou doorstaan
  3. zou doorstaan
  4. zouden doorstaan
  5. zouden doorstaan
  6. zouden doorstaan
diversen
  1. doorsta!
  2. doorstaat!
  3. doorgestaan
  4. doorstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "doorstaan":


Verwandte Definitionen für "doorstaan":

  1. het meemaken en uithouden1
    • hij doorstond een vervelende ziekte1