Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. overbluft:
  2. overbluffen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overbluft (Niederländisch) ins Deutsch

overbluft:

overbluft Adjektiv

  1. overbluft (overdonderd)
  2. overbluft (sprakeloos; stomverbaasd; zwijgend; )
    dumm; sprachlos; schweigend

Übersetzung Matrix für overbluft:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
baff overbluft; overdonderd getroffen; onthutst; ontsteld; overdonderd; overrompeld; paf; perplex
dumm overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend achtergebleven; achterlijk; afgestompt; afstompend; bot; breinloos; dom; dwaas; eentonig; eenvoudig; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; hersenloos; idioot; licht; lomp; makkelijk; minderbegaafd; niet moeilijk; oerdom; oliedom; onbehouwen; onbenullig; onbeschaafd; onbezonnen; onnozel; onopgevoed; onverstandig; redeloos; saai; simpel; stom; stompzinnig; stupide; suf; verstandeloos; zonder verstand
erstaunt overbluft; overdonderd beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
perplex overbluft; overdonderd getroffen; onthutst; ontsteld; overdonderd; overrompeld; paf; perplex
schweigend overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend geluidloos; stil; stilzwijgend; zonder geluid; zwijgend
sprachlos overbluft; overdonderd; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
verblüfft overbluft; overdonderd beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
verdutzt overbluft; overdonderd beduusd; beteuterd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
äußerst verwundert overbluft; overdonderd

overbluffen:

overbluffen Verb (overbluf, overbluft, overblufte, overbluften, overbluft)

  1. overbluffen (overdonderen)
    sprachlos machen; verblüffen

Konjugationen für overbluffen:

o.t.t.
  1. overbluf
  2. overbluft
  3. overbluft
  4. overbluffen
  5. overbluffen
  6. overbluffen
o.v.t.
  1. overblufte
  2. overblufte
  3. overblufte
  4. overbluften
  5. overbluften
  6. overbluften
v.t.t.
  1. heb overbluft
  2. hebt overbluft
  3. heeft overbluft
  4. hebben overbluft
  5. hebben overbluft
  6. hebben overbluft
v.v.t.
  1. had overbluft
  2. had overbluft
  3. had overbluft
  4. hadden overbluft
  5. hadden overbluft
  6. hadden overbluft
o.t.t.t.
  1. zal overbluffen
  2. zult overbluffen
  3. zal overbluffen
  4. zullen overbluffen
  5. zullen overbluffen
  6. zullen overbluffen
o.v.t.t.
  1. zou overbluffen
  2. zou overbluffen
  3. zou overbluffen
  4. zouden overbluffen
  5. zouden overbluffen
  6. zouden overbluffen
en verder
  1. ben overbluft
  2. bent overbluft
  3. is overbluft
  4. zijn overbluft
  5. zijn overbluft
  6. zijn overbluft
diversen
  1. overbluf!
  2. overbluft!
  3. overbluft
  4. overbluffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overbluffen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sprachlos machen overbluffen; overdonderen
verblüffen overbluffen; overdonderen overdonderen; verbluffen