Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. hip:


Niederländisch

Detailübersetzungen für hip (Niederländisch) ins Deutsch

hip:

hip Adjektiv

  1. hip (trendy; modieus; flitsend; snel; vlot)
    modisch; im Trend; schick
  2. hip (trendy; snel; flitsend; vlot)
    mödisch; flott; schick; fesch

Übersetzung Matrix für hip:

Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
modisch modieus
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fesch flitsend; hip; snel; trendy; vlot attractief; flitsend; fraai; geestig; geinig; goed ogend; grappig; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; mooi; vlot; welgevallig
flott flitsend; hip; snel; trendy; vlot aanlokkelijk; aantrekkelijk; ad rem; adrem; attractief; bekoorlijk; bezet; bijdehand; clever; druk; drukbezet; flitsend; fraai; gevat; goed ogend; kien; knap; mooi; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; uitnodigend; verleidelijk; vlot; wakker; welgevallig
im Trend flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
modisch flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot in de mode; modern; mondain; nieuwerwets; werelds
mödisch flitsend; hip; snel; trendy; vlot
schick flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aangekleed; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanzienlijk; adelijk; attractief; bekoorlijk; beroemd; chic; doorluchtig; elegant; esthetisch; flitsend; fraai; gaaf; gedistingeerd; gekleed; geraffineerd; gewichtig; goed ogend; gracieus; hooggeplaatst; illuster; knap; mieters; mooi; schitterend; sierlijk; smaakvol; stijlvol; tof; uitnodigend; verfijnd; verheven; verleidelijk; vlot; voornaam; welgevallig

Verwandte Wörter für "hip":

  • hipst, hipste