Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. snel:
  2. snellen:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for snel:
    • eilig


Niederländisch

Detailübersetzungen für snel (Niederländisch) ins Deutsch

snel:

snel Adjektiv

  1. snel (vlug; vlot; rap)
    schnell; rasch; geschwind; schleunig; hastig; flink
  2. snel (hip; trendy; flitsend; vlot)
    mödisch; flott; schick; fesch
  3. snel (trendy; modieus; hip; flitsend; vlot)
    modisch; im Trend; schick

Übersetzung Matrix für snel:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- gauw; hard; vlug
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
modisch modieus
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fesch flitsend; hip; snel; trendy; vlot attractief; flitsend; fraai; geestig; geinig; goed ogend; grappig; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; mooi; vlot; welgevallig
flink rap; snel; vlot; vlug adrem; bijdehand; clever; direct; enorm; gauw; gevat; gezwind; gigantisch; immens; in zeer hoge mate; kien; pienter; raak; rap; reusachtig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vingervlug
flott flitsend; hip; snel; trendy; vlot aanlokkelijk; aantrekkelijk; ad rem; adrem; attractief; bekoorlijk; bezet; bijdehand; clever; druk; drukbezet; flitsend; fraai; gevat; goed ogend; kien; knap; mooi; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; uitnodigend; verleidelijk; vlot; wakker; welgevallig
geschwind rap; snel; vlot; vlug direct; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; gezwind; haastig; ijlings; jachtig; rap; vingervlug
hastig rap; snel; vlot; vlug direct; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; gezwind; haastig; ijlings; inderhaast; jachtig
im Trend flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
modisch flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot in de mode; modern; mondain; nieuwerwets; werelds
mödisch flitsend; hip; snel; trendy; vlot
rasch rap; snel; vlot; vlug direct; dra; eerstdaags; gauw; gezwind; grif; grifweg; haastig; ijlings; met gemak; rap; spoedig; vingervlug; vlot; weldra
schick flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aangekleed; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanzienlijk; adelijk; attractief; bekoorlijk; beroemd; chic; doorluchtig; elegant; esthetisch; flitsend; fraai; gaaf; gedistingeerd; gekleed; geraffineerd; gewichtig; goed ogend; gracieus; hooggeplaatst; illuster; knap; mieters; mooi; schitterend; sierlijk; smaakvol; stijlvol; tof; uitnodigend; verfijnd; verheven; verleidelijk; vlot; voornaam; welgevallig
schleunig rap; snel; vlot; vlug direct; dra; eerstdaags; gauw; gezwind; spoedig; weldra
schnell rap; snel; vlot; vlug direct; dra; eerstdaags; frontaal; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; gezwind; haastig; hard; hardop; ijlings; jachtig; klassikaal; luid; spoedig; weldra

Verwandte Wörter für "snel":


Synonyms for "snel":


Antonyme für "snel":


Verwandte Definitionen für "snel":

  1. met grote vaart1
    • Jan reed snel naar huis1
  2. wat niet veel tijd kost1
    • ik eet snel mijn bord leeg1

Wiktionary Übersetzungen für snel:

snel
adjective
  1. in korte tijd
snel
adjective
  1. sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend
  2. mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung

Cross Translation:
FromToVia
snel zweckmäßig; ratsam; nützlich expedient — simple, easy, or quick; convenient
snel schnell; pfeilschnell; geschwind; pfeilgeschwind fast — capable of moving with great speed
snel schnell fast — with great speed
snel schnell; geschwind; rasch quick — moving with speed
snel schnell; rasch; geschwind quickly — rapidly, fast
snel schnell rapid — Very swift or quick
snel geschwind; hurtig; rasch; schnell rapide — Qui se meut avec vitesse

snel form of snellen:

snellen Verb (snel, snelt, snelde, snelden, gesneld)

  1. snellen (spoeden)
    eilen; laufen; rennen; jagen; hasten
    • eilen Verb (eile, eilst, eilt, eilte, eiltet, geeilt)
    • laufen Verb (laufe, läufst, läuft, lief, lieft, gelaufen)
    • rennen Verb (renne, rennst, rennt, rannte, ranntet, gerannt)
    • jagen Verb (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)
    • hasten Verb (haste, hastest, hastet, hastete, hastetet, gehastet)
  2. snellen (zich haasten; opschieten; jagen; )
    jagen; hetzen; sich beeilen; hasten; eilen; beeilen; wetzen; sputen
    • jagen Verb (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)
    • hetzen Verb (hetze, hetzt, hetzte, hetztet, gehetzt)
    • sich beeilen Verb (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
    • hasten Verb (haste, hastest, hastet, hastete, hastetet, gehastet)
    • eilen Verb (eile, eilst, eilt, eilte, eiltet, geeilt)
    • beeilen Verb (beeile, beeilst, beeilt, beeilte, beeiltet, beeilt)
    • wetzen Verb (wetze, wetzt, wetzte, wetztet, gewetzt)
    • sputen Verb (spute, sputest, sputet, sputete, sputetet, gesputet)

Konjugationen für snellen:

o.t.t.
  1. snel
  2. snelt
  3. snelt
  4. snellen
  5. snellen
  6. snellen
o.v.t.
  1. snelde
  2. snelde
  3. snelde
  4. snelden
  5. snelden
  6. snelden
v.t.t.
  1. ben gesneld
  2. bent gesneld
  3. is gesneld
  4. zijn gesneld
  5. zijn gesneld
  6. zijn gesneld
v.v.t.
  1. was gesneld
  2. was gesneld
  3. was gesneld
  4. waren gesneld
  5. waren gesneld
  6. waren gesneld
o.t.t.t.
  1. zal snellen
  2. zult snellen
  3. zal snellen
  4. zullen snellen
  5. zullen snellen
  6. zullen snellen
o.v.t.t.
  1. zou snellen
  2. zou snellen
  3. zou snellen
  4. zouden snellen
  5. zouden snellen
  6. zouden snellen
diversen
  1. snel!
  2. snelt!
  3. gesneld
  4. snellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snellen [het ~] Nomen

  1. het snellen (hardlopen; rennen; hollen; zich snel voortbewegen)
    Rennen; Laufen

Übersetzung Matrix für snellen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Laufen hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geloop; lopen
Rennen hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geren; hardloperij; race; rennen; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
beeilen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden accelereren; bespoedigen; stressen; verhaasten; versnellen
eilen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; opjagen; overhaasten; rennen; spoeden; stressen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden
hasten ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; overhaasten; rennen; reppen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden
hetzen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; aanzetten; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; iets aanstoken; ijlen; jachten; jagen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; overhaasten; rennen; spoeden; spurten; sterk prikkelen; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
jagen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; brullen; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; het uitgillen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; overhaasten; rennen; reppen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; uitroepen; uitschreeuwen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
laufen snellen; spoeden afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gaan; hardlopen; in straaltjes afdruipen; lopen; rennen; sijpelen; stappen; tempo maken; uitdruppelen; zich voortbewegen
rennen snellen; spoeden draven; hard rennen; hardlopen; hollen; motorracen; pezen; racen; rennen; sprinten; tempo maken
sich beeilen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden
sputen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
wetzen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; aanzetten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; opjagen; overhaasten; rennen; scherp maken; scherpen; slijpen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; voortmaken; wetten; zich spoeden

Wiktionary Übersetzungen für snellen:


Cross Translation:
FromToVia
snellen hasten; huschen; vorbeihuschen scurry — to run away with quick light steps
snellen rennen; laufen courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

Verwandte Übersetzungen für snel