Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. overgieten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overgieten (Niederländisch) ins Schwedisch

overgieten:

overgieten Verb (overgiet, overgoot, overgoten, overgoten)

  1. overgieten (overstorten; overschenken)
    hälla över
    • hälla över Verb (häller över, hällde över, hällt över)

Konjugationen für overgieten:

o.t.t.
  1. overgiet
  2. overgiet
  3. overgiet
  4. overgieten
  5. overgieten
  6. overgieten
o.v.t.
  1. overgoot
  2. overgoot
  3. overgoot
  4. overgoten
  5. overgoten
  6. overgoten
v.t.t.
  1. heb overgoten
  2. hebt overgoten
  3. heeft overgoten
  4. hebben overgoten
  5. hebben overgoten
  6. hebben overgoten
v.v.t.
  1. had overgoten
  2. had overgoten
  3. had overgoten
  4. hadden overgoten
  5. hadden overgoten
  6. hadden overgoten
o.t.t.t.
  1. zal overgieten
  2. zult overgieten
  3. zal overgieten
  4. zullen overgieten
  5. zullen overgieten
  6. zullen overgieten
o.v.t.t.
  1. zou overgieten
  2. zou overgieten
  3. zou overgieten
  4. zouden overgieten
  5. zouden overgieten
  6. zouden overgieten
en verder
  1. ben overgoten
  2. bent overgoten
  3. is overgoten
  4. zijn overgoten
  5. zijn overgoten
  6. zijn overgoten
diversen
  1. overgiet!
  2. overgiet!
  3. overgoten
  4. overgietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overgieten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hälla över overgieten; overschenken; overstorten