Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. naklinken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für naklinken (Niederländisch) ins Schwedisch

naklinken:

naklinken Verb (klink na, klinkt na, klonk na, klonken na, nageklonken)

  1. naklinken (echoën; galmen; weerklinken)
    genljuda
    • genljuda Verb (genljuder, genljöd, genljudit)

Konjugationen für naklinken:

o.t.t.
  1. klink na
  2. klinkt na
  3. klinkt na
  4. klinken na
  5. klinken na
  6. klinken na
o.v.t.
  1. klonk na
  2. klonk na
  3. klonk na
  4. klonken na
  5. klonken na
  6. klonken na
v.t.t.
  1. heb nageklonken
  2. hebt nageklonken
  3. heeft nageklonken
  4. hebben nageklonken
  5. hebben nageklonken
  6. hebben nageklonken
v.v.t.
  1. had nageklonken
  2. had nageklonken
  3. had nageklonken
  4. hadden nageklonken
  5. hadden nageklonken
  6. hadden nageklonken
o.t.t.t.
  1. zal naklinken
  2. zult naklinken
  3. zal naklinken
  4. zullen naklinken
  5. zullen naklinken
  6. zullen naklinken
o.v.t.t.
  1. zou naklinken
  2. zou naklinken
  3. zou naklinken
  4. zouden naklinken
  5. zouden naklinken
  6. zouden naklinken
diversen
  1. klink na!
  2. klinkt na!
  3. nageklonken
  4. naklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für naklinken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
genljuda echoën; galmen; naklinken; weerklinken galmen; met krachtige stem zingen; schallen; weerschallen