"echoën" übersetzt von Niederländische ins Schwedisch--Interglot

Übersicht

Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten

echoën:
- genljuda; eka; upprepa; säga efter; återkasta; kasta tillbaka; återskalla

Niederländisch

Detailübersetzungen für echoën (Niederländisch) ins Schwedisch

echoën (naklinken; galmen; weerklinken)
genljuda
- genljuda Verb (genljuder, genljöd, genljudit)
echoën (weergalmen; resoneren; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; galmen; schallen)
eka
- eka Verb (ekar, ekade, ekat)
echoën (nazeggen; herhalen; napraten; nabouwen)
upprepa; eka; säga efter
- upprepa Verb (upprepar, upprepade, upprepat)
- eka Verb (ekar, ekade, ekat)
- säga efter Verb (säger efter, sa efter, sagt efter)
echoën (terugkaatsen; reflecteren; stuiten; weerkaatsen; terugstoten)
återkasta; kasta tillbaka; återskalla
- återkasta Verb (återkastar, återkastade, återkastat)
- kasta tillbaka Verb (kastar tillbaka, kastade tillbaka, kastat tillbaka)
- återskalla Verb (återskallar, återskallade, återskallat)

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
eka	echoën; galmen; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen	schallen; weerschallen
genljuda	echoën; galmen; naklinken; weerklinken	galmen; met krachtige stem zingen; schallen; weerschallen
kasta tillbaka	echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen	teruggooien; terugwerpen
säga efter	echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
upprepa	echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen	declameren; herhalen; hoogdravend praten; navertellen; oreren
återkasta	echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen	reflecteren; terugkaatsen; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen
återskalla	echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen	galmen; met krachtige stem zingen