Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. voorbeschikken:


Niederländisch

Detailed Synonyms for voorbeschikken in Niederländisch

voorbeschikken:

voorbeschikken Verb (beschik voor, beschikt voor, beschikte voor, beschikten voor, voorbeschikt)

  1. voorbeschikken
    voorbestemmen; voorbeschikken
    • voorbestemmen Verb (bestem voor, bestemt voor, bestemde voor, bestemden voor, voorbestemd)
    • voorbeschikken Verb (beschik voor, beschikt voor, beschikte voor, beschikten voor, voorbeschikt)

Konjugationen für voorbeschikken:

o.t.t.
  1. beschik voor
  2. beschikt voor
  3. beschikt voor
  4. beschikken voor
  5. beschikken voor
  6. beschikken voor
o.v.t.
  1. beschikte voor
  2. beschikte voor
  3. beschikte voor
  4. beschikten voor
  5. beschikten voor
  6. beschikten voor
v.t.t.
  1. heb voorbeschikt
  2. hebt voorbeschikt
  3. heeft voorbeschikt
  4. hebben voorbeschikt
  5. hebben voorbeschikt
  6. hebben voorbeschikt
v.v.t.
  1. had voorbeschikt
  2. had voorbeschikt
  3. had voorbeschikt
  4. hadden voorbeschikt
  5. hadden voorbeschikt
  6. hadden voorbeschikt
o.t.t.t.
  1. zal voorbeschikken
  2. zult voorbeschikken
  3. zal voorbeschikken
  4. zullen voorbeschikken
  5. zullen voorbeschikken
  6. zullen voorbeschikken
o.v.t.t.
  1. zou voorbeschikken
  2. zou voorbeschikken
  3. zou voorbeschikken
  4. zouden voorbeschikken
  5. zouden voorbeschikken
  6. zouden voorbeschikken
diversen
  1. beschik voor!
  2. beschikt voor!
  3. voorbeschikt
  4. voorbeschikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze