Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. binnenbrengen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für binnenbrengen (Niederländisch) ins Spanisch

binnenbrengen:

binnenbrengen Verb (breng binnen, brengt binnen, bracht binnen, brachten binnen, binnen gebracht)

  1. binnenbrengen (binnenhalen)

Konjugationen für binnenbrengen:

o.t.t.
  1. breng binnen
  2. brengt binnen
  3. brengt binnen
  4. brengen binnen
  5. brengen binnen
  6. brengen binnen
o.v.t.
  1. bracht binnen
  2. bracht binnen
  3. bracht binnen
  4. brachten binnen
  5. brachten binnen
  6. brachten binnen
v.t.t.
  1. heb binnen gebracht
  2. hebt binnen gebracht
  3. heeft binnen gebracht
  4. hebben binnen gebracht
  5. hebben binnen gebracht
  6. hebben binnen gebracht
v.v.t.
  1. had binnen gebracht
  2. had binnen gebracht
  3. had binnen gebracht
  4. hadden binnen gebracht
  5. hadden binnen gebracht
  6. hadden binnen gebracht
o.t.t.t.
  1. zal binnenbrengen
  2. zult binnenbrengen
  3. zal binnenbrengen
  4. zullen binnenbrengen
  5. zullen binnenbrengen
  6. zullen binnenbrengen
o.v.t.t.
  1. zou binnenbrengen
  2. zou binnenbrengen
  3. zou binnenbrengen
  4. zouden binnenbrengen
  5. zouden binnenbrengen
  6. zouden binnenbrengen
en verder
  1. ben binnen gebracht
  2. bent binnen gebracht
  3. is binnen gebracht
  4. zijn binnen gebracht
  5. zijn binnen gebracht
  6. zijn binnen gebracht
diversen
  1. breng binnen!
  2. brengt binnen!
  3. binnen gebracht
  4. binnen brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für binnenbrengen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
recoger inhalen; naar binnen halen; rapen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
alcanzar binnenbrengen; binnenhalen aangeven; aanreiken; achteropkomen; behalen; bereiken; beroeren; brengen; doordringen; gebukt gaan onder; geraken; geven; inhalen; inlopen; komen tot; langs brengen; meebrengen; penetreren in; raken; reiken; terecht komen; torsen; treffen; verkrijgen; winnen
ganar binnenbrengen; binnenhalen aankopen; aanschaffen; behalen; buitmaken; de kost verdienen; de overwinning behalen; gewinnen; halen; in het leven roepen; kopen; kostwinnen; maken; pakken; scheppen; tot stand brengen; vangen; verdienen; verkrijgen; verwerven; voor elkaar krijgen; winnen; zegevieren
obtener binnenbrengen; binnenhalen aankopen; aanschaffen; behalen; bemachtigen; bereiken; doordringen; eigen maken; gewinnen; halen; iets bemachtigen; kopen; pakken; penetreren in; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven; winnen
recoger binnenbrengen; binnenhalen afdekken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; afplukken; afruimen; bergen; betrappen; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenrapen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; binnen halen; geld in ontvangst nemen; incasseren; inhalen; innen; inzamelen; meenemen; naar binnen halen; oogsten; opbergen; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opruimen; opsnappen; opvegen; plukken; samenpakken; samenrapen; snappen; sparen; vergaren; verzamelen; wegbergen; weghalen; wegnemen