Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. aangeplakt:
  2. aanplakken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aangeplakt (Niederländisch) ins Spanisch

aangeplakt:

aangeplakt Adjektiv

  1. aangeplakt
    unido

Übersetzung Matrix für aangeplakt:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
unido aangeplakt aaneen; aaneengehecht; aaneengeregen; aaneengesloten; aangehecht; aangevoegd; een eenheid vormend; eendrachtig; eensgezind; gekoppeld; harmonieus; saamhorig; samenhangend; vastgehecht; verbonden; verenigd

aangeplakt form of aanplakken:

aanplakken [znw.] Nomen

  1. aanplakken (vastplakken)
    el pegarse

Übersetzung Matrix für aanplakken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pegarse aanplakken; vastplakken kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pegarse aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aanbakken; aaneenplakken; aanjagen; aankleven; aanlijmen; aansporen; kleven; klitten; lijmen; opjutten; plakken; porren; samenplakken; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastplakken; verneuken

Wiktionary Übersetzungen für aanplakken:


Cross Translation:
FromToVia
aanplakken mostrar afficherapposer une affiche.
aanplakken aglutinar agglutinerunir et mêler plusieurs substances de manière à en former une masse compacte.
aanplakken pegar collerjoindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.