Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verwedden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verwedden (Niederländisch) ins Schwedisch

verwedden:

verwedden Verb (verwed, verwedt, verwedde, verwedden, verwed)

  1. verwedden (inzetten; wedden)
    slå vad om
    • slå vad om Verb (slår vad om, slog vad om, slagit vad om)

Konjugationen für verwedden:

o.t.t.
  1. verwed
  2. verwedt
  3. verwedt
  4. verwedden
  5. verwedden
  6. verwedden
o.v.t.
  1. verwedde
  2. verwedde
  3. verwedde
  4. verwedden
  5. verwedden
  6. verwedden
v.t.t.
  1. heb verwed
  2. hebt verwed
  3. heeft verwed
  4. hebben verwed
  5. hebben verwed
  6. hebben verwed
v.v.t.
  1. had verwed
  2. had verwed
  3. had verwed
  4. hadden verwed
  5. hadden verwed
  6. hadden verwed
o.t.t.t.
  1. zal verwedden
  2. zult verwedden
  3. zal verwedden
  4. zullen verwedden
  5. zullen verwedden
  6. zullen verwedden
o.v.t.t.
  1. zou verwedden
  2. zou verwedden
  3. zou verwedden
  4. zouden verwedden
  5. zouden verwedden
  6. zouden verwedden
diversen
  1. verwed!
  2. verwedt!
  3. verwed
  4. verweddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verwedden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slå vad om inzetten; verwedden; wedden