Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für vertolken (Niederländisch) ins Schwedisch

vertolken:

vertolken Verb (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)

  1. vertolken (vertalen; translateren; overbrengen)
    översätta; tolka; transkribera
    • översätta Verb (översätter, översatte, översatt)
    • tolka Verb (tolkar, tolkade, tolkat)
    • transkribera Verb (transkriberar, transkriberade, transkriberat)
  2. vertolken (uitdrukking geven aan; uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan)
    tolka; ge uttryck åt
    • tolka Verb (tolkar, tolkade, tolkat)
    • ge uttryck åt Verb (ger uttryck åt, gav uttryck åt, givit uttryck åt)
  3. vertolken (vertalen; translateren; overzetten)
    översätta
    • översätta Verb (översätter, översatte, översatt)
  4. vertolken (vertalen; interpreteren)
    översätta; tolka
    • översätta Verb (översätter, översatte, översatt)
    • tolka Verb (tolkar, tolkade, tolkat)
  5. vertolken (verpersonificeren; uitbeelden; verbeelden)
    representera; personifiera; tolka; porträttera; förkroppsliga
    • representera Verb (representerar, representerade, representerat)
    • personifiera Verb (personifierar, personifierade, personifierat)
    • tolka Verb (tolkar, tolkade, tolkat)
    • porträttera Verb (porträtterar, porträtterade, porträtterat)
    • förkroppsliga Verb (förkroppsligar, förkroppsligade, förkroppsligat)

Konjugationen für vertolken:

o.t.t.
  1. vertolk
  2. vertolkt
  3. vertolkt
  4. vertolken
  5. vertolken
  6. vertolken
o.v.t.
  1. vertolkte
  2. vertolkte
  3. vertolkte
  4. vertolkten
  5. vertolkten
  6. vertolkten
v.t.t.
  1. heb vertolkt
  2. hebt vertolkt
  3. heeft vertolkt
  4. hebben vertolkt
  5. hebben vertolkt
  6. hebben vertolkt
v.v.t.
  1. had vertolkt
  2. had vertolkt
  3. had vertolkt
  4. hadden vertolkt
  5. hadden vertolkt
  6. hadden vertolkt
o.t.t.t.
  1. zal vertolken
  2. zult vertolken
  3. zal vertolken
  4. zullen vertolken
  5. zullen vertolken
  6. zullen vertolken
o.v.t.t.
  1. zou vertolken
  2. zou vertolken
  3. zou vertolken
  4. zouden vertolken
  5. zouden vertolken
  6. zouden vertolken
diversen
  1. vertolk!
  2. vertolkt!
  3. vertolkt
  4. vertolkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vertolken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förkroppsliga uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken belichamen; verpersoonlijken
ge uttryck åt uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden formuleren; in een formule brengen
personifiera uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken acteren; belichamen; een rol vertolken; personificeren; personifiëren; toneelspelen; verpersoonlijken
porträttera uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken afbeelden; portretteren; schilderen; tekenen; uitschilderen
representera uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken representeren; vertegenwoordigen
tolka interpreteren; overbrengen; translateren; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verpersonificeren; vertalen; vertolken; verwoorden begrijpen; opvatten
transkribera overbrengen; translateren; vertalen; vertolken
översätta interpreteren; overbrengen; overzetten; translateren; vertalen; vertolken parafraseren

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für vertolken