Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verrijken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verrijken (Niederländisch) ins Schwedisch

verrijken:

verrijken Verb (verrijk, verrijkt, verrijkte, verrijkten, verrijkt)

  1. verrijken
    berika; anrika
    • berika Verb (berikar, berikade, berikat)
    • anrika Verb (anrikar, anrikade, anrikat)

Konjugationen für verrijken:

o.t.t.
  1. verrijk
  2. verrijkt
  3. verrijkt
  4. verrijken
  5. verrijken
  6. verrijken
o.v.t.
  1. verrijkte
  2. verrijkte
  3. verrijkte
  4. verrijkten
  5. verrijkten
  6. verrijkten
v.t.t.
  1. heb verrijkt
  2. hebt verrijkt
  3. heeft verrijkt
  4. hebben verrijkt
  5. hebben verrijkt
  6. hebben verrijkt
v.v.t.
  1. had verrijkt
  2. had verrijkt
  3. had verrijkt
  4. hadden verrijkt
  5. hadden verrijkt
  6. hadden verrijkt
o.t.t.t.
  1. zal verrijken
  2. zult verrijken
  3. zal verrijken
  4. zullen verrijken
  5. zullen verrijken
  6. zullen verrijken
o.v.t.t.
  1. zou verrijken
  2. zou verrijken
  3. zou verrijken
  4. zouden verrijken
  5. zouden verrijken
  6. zouden verrijken
diversen
  1. verrijk!
  2. verrijkt!
  3. verrijkt
  4. verrijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verrijken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anrika verrijken
berika verrijken