Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vastrijden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vastrijden (Niederländisch) ins Schwedisch

vastrijden:

vastrijden Verb (rijd vast, rijdt vast, reed vast, reden vast, vastgereden)

  1. vastrijden (klemrijden)
    preja; preja av vägen; tvinga av vägen; tvinga upp på trottoaren
    • preja Verb (prejar, prejade, prejat)
    • preja av vägen Verb (prejar av vägen, prejade av vägen, prejat av vägen)
    • tvinga av vägen Verb (tvingar av vägen, tvingade av vägen, tvingat av vägen)
    • tvinga upp på trottoaren Verb (tvingar upp på trottoaren, tvingade upp på trottoaren, tvingat upp på trottoaren)

Konjugationen für vastrijden:

o.t.t.
  1. rijd vast
  2. rijdt vast
  3. rijdt vast
  4. rijden vast
  5. rijden vast
  6. rijden vast
o.v.t.
  1. reed vast
  2. reed vast
  3. reed vast
  4. reden vast
  5. reden vast
  6. reden vast
v.t.t.
  1. heb vastgereden
  2. hebt vastgereden
  3. heeft vastgereden
  4. hebben vastgereden
  5. hebben vastgereden
  6. hebben vastgereden
v.v.t.
  1. had vastgereden
  2. had vastgereden
  3. had vastgereden
  4. hadden vastgereden
  5. hadden vastgereden
  6. hadden vastgereden
o.t.t.t.
  1. zal vastrijden
  2. zult vastrijden
  3. zal vastrijden
  4. zullen vastrijden
  5. zullen vastrijden
  6. zullen vastrijden
o.v.t.t.
  1. zou vastrijden
  2. zou vastrijden
  3. zou vastrijden
  4. zouden vastrijden
  5. zouden vastrijden
  6. zouden vastrijden
en verder
  1. ben vastgereden
  2. bent vastgereden
  3. is vastgereden
  4. zijn vastgereden
  5. zijn vastgereden
  6. zijn vastgereden
diversen
  1. rijd vast!
  2. rijdt vast!
  3. vastgereden
  4. vastrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vastrijden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
preja klemrijden; vastrijden
preja av vägen klemrijden; vastrijden
tvinga av vägen klemrijden; vastrijden
tvinga upp på trottoaren klemrijden; vastrijden