Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vastpakken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vastpakken (Niederländisch) ins Schwedisch

vastpakken:

vastpakken Verb (pak vast, pakt vast, pakte vast, pakten vast, vastgepakt)

  1. vastpakken (beetgrijpen; grijpen; aanklampen; beetpakken; vastklampen)
    fånga; ta; greppa
    • fånga Verb (fångar, fångade, fångat)
    • ta Verb (tar, tog, tagit)
    • greppa Verb (grepper, greppte, greppt)
  2. vastpakken (grijpen; beetgrijpen; vastgrijpen; )
    ta tag i; gripa tag i; fatta tag i
    • ta tag i Verb (tar tag i, tog tag i, tagit tag i)
    • gripa tag i Verb (griper tag i, grep tag i, gripit tag i)
    • fatta tag i Verb (fattar tag i, fattade tag i, fattat tag i)

Konjugationen für vastpakken:

o.t.t.
  1. pak vast
  2. pakt vast
  3. pakt vast
  4. pakken vast
  5. pakken vast
  6. pakken vast
o.v.t.
  1. pakte vast
  2. pakte vast
  3. pakte vast
  4. pakten vast
  5. pakten vast
  6. pakten vast
v.t.t.
  1. heb vastgepakt
  2. hebt vastgepakt
  3. heeft vastgepakt
  4. hebben vastgepakt
  5. hebben vastgepakt
  6. hebben vastgepakt
v.v.t.
  1. had vastgepakt
  2. had vastgepakt
  3. had vastgepakt
  4. hadden vastgepakt
  5. hadden vastgepakt
  6. hadden vastgepakt
o.t.t.t.
  1. zal vastpakken
  2. zult vastpakken
  3. zal vastpakken
  4. zullen vastpakken
  5. zullen vastpakken
  6. zullen vastpakken
o.v.t.t.
  1. zou vastpakken
  2. zou vastpakken
  3. zou vastpakken
  4. zouden vastpakken
  5. zouden vastpakken
  6. zouden vastpakken
en verder
  1. ben vastgepakt
  2. bent vastgepakt
  3. is vastgepakt
  4. zijn vastgepakt
  5. zijn vastgepakt
  6. zijn vastgepakt
diversen
  1. pak vast!
  2. pakt vast!
  3. vastgepakt
  4. vastpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vastpakken [znw.] Nomen

  1. vastpakken (beetnemen; greep; beetpakken)
    grepp; fasttagande

Übersetzung Matrix für vastpakken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fasttagande beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
grepp beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken greep; handel; handgreep; handvat; hendel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fatta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
fånga aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastpakken aanhouden; arresteren; betrappen; buitmaken; gevangennemen; grijpen; heroveren; inpakken; inpalmen; inrekenen; klauwen; naar zich toe trekken; oppakken; opvangen; pakken; snappen; vangen; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen
greppa aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastpakken begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen
gripa tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
ta aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastpakken halen; kiezen; naartoe brengen; nemen; pakken; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; welgevallen; ziften
ta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten

Wiktionary Übersetzungen für vastpakken:


Cross Translation:
FromToVia
vastpakken greppa; gripa; fatta grasp — to grip
vastpakken fånga capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.