Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. treuren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für treuren (Niederländisch) ins Schwedisch

treuren:

treuren Verb (treur, treurt, treurde, treurden, getreurd)

  1. treuren (verdriet hebben; bedroefd zijn)
    sörja; vara bedrövad
    • sörja Verb (sörjar, sörjade, sörjat)
    • vara bedrövad Verb (är bedrövad, var bedrövad, varit bedrövad)

Konjugationen für treuren:

o.t.t.
  1. treur
  2. treurt
  3. treurt
  4. treuren
  5. treuren
  6. treuren
o.v.t.
  1. treurde
  2. treurde
  3. treurde
  4. treurden
  5. treurden
  6. treurden
v.t.t.
  1. heb getreurd
  2. hebt getreurd
  3. heeft getreurd
  4. hebben getreurd
  5. hebben getreurd
  6. hebben getreurd
v.v.t.
  1. had getreurd
  2. had getreurd
  3. had getreurd
  4. hadden getreurd
  5. hadden getreurd
  6. hadden getreurd
o.t.t.t.
  1. zal treuren
  2. zult treuren
  3. zal treuren
  4. zullen treuren
  5. zullen treuren
  6. zullen treuren
o.v.t.t.
  1. zou treuren
  2. zou treuren
  3. zou treuren
  4. zouden treuren
  5. zouden treuren
  6. zouden treuren
en verder
  1. ben getreurd
  2. bent getreurd
  3. is getreurd
  4. zijn getreurd
  5. zijn getreurd
  6. zijn getreurd
diversen
  1. treur!
  2. treurt!
  3. getreurd
  4. treurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für treuren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sörja bagger; mengvoer; modder; prut; slib; slijk; slik
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sörja bedroefd zijn; treuren; verdriet hebben bedroeven; bewenen; in de rouw zijn; rouwen
vara bedrövad bedroefd zijn; treuren; verdriet hebben

Wiktionary Übersetzungen für treuren:


Cross Translation:
FromToVia
treuren sörja mourn — express sadness for, grieve over