Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. terugslaan:


Niederländisch

Detailübersetzungen für terugslaan (Niederländisch) ins Schwedisch

terugslaan:

terugslaan Verb (sla terug, slaat terug, sloeg terug, sloegen terug, teruggeslagen)

  1. terugslaan (terugvechten)
    slå tillbaka
    • slå tillbaka Verb (slår tillbaka, slog tillbaka, slagit tillbaka)

Konjugationen für terugslaan:

o.t.t.
  1. sla terug
  2. slaat terug
  3. slaat terug
  4. slaan terug
  5. slaan terug
  6. slaan terug
o.v.t.
  1. sloeg terug
  2. sloeg terug
  3. sloeg terug
  4. sloegen terug
  5. sloegen terug
  6. sloegen terug
v.t.t.
  1. heb teruggeslagen
  2. hebt teruggeslagen
  3. heeft teruggeslagen
  4. hebben teruggeslagen
  5. hebben teruggeslagen
  6. hebben teruggeslagen
v.v.t.
  1. had teruggeslagen
  2. had teruggeslagen
  3. had teruggeslagen
  4. hadden teruggeslagen
  5. hadden teruggeslagen
  6. hadden teruggeslagen
o.t.t.t.
  1. zal terugslaan
  2. zult terugslaan
  3. zal terugslaan
  4. zullen terugslaan
  5. zullen terugslaan
  6. zullen terugslaan
o.v.t.t.
  1. zou terugslaan
  2. zou terugslaan
  3. zou terugslaan
  4. zouden terugslaan
  5. zouden terugslaan
  6. zouden terugslaan
en verder
  1. ben teruggeslagen
  2. bent teruggeslagen
  3. is teruggeslagen
  4. zijn teruggeslagen
  5. zijn teruggeslagen
  6. zijn teruggeslagen
diversen
  1. sla terug!
  2. slat terug!
  3. teruggeslagen
  4. terugslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für terugslaan:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slå tillbaka afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slå tillbaka terugslaan; terugvechten

Computerübersetzung von Drittern: