Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. seponeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für seponeren (Niederländisch) ins Schwedisch

seponeren:

seponeren Verb (seponeer, seponeert, seponeerde, seponeerden, geseponeerd)

  1. seponeren (afzien van rechtsvervolging)
    släppa; avvisa
    • släppa Verb (släpper, släppte, släppt)
    • avvisa Verb (avvisar, avvisade, avvisat)

Konjugationen für seponeren:

o.t.t.
  1. seponeer
  2. seponeert
  3. seponeert
  4. seponeren
  5. seponeren
  6. seponeren
o.v.t.
  1. seponeerde
  2. seponeerde
  3. seponeerde
  4. seponeerden
  5. seponeerden
  6. seponeerden
v.t.t.
  1. heb geseponeerd
  2. hebt geseponeerd
  3. heeft geseponeerd
  4. hebben geseponeerd
  5. hebben geseponeerd
  6. hebben geseponeerd
v.v.t.
  1. had geseponeerd
  2. had geseponeerd
  3. had geseponeerd
  4. hadden geseponeerd
  5. hadden geseponeerd
  6. hadden geseponeerd
o.t.t.t.
  1. zal seponeren
  2. zult seponeren
  3. zal seponeren
  4. zullen seponeren
  5. zullen seponeren
  6. zullen seponeren
o.v.t.t.
  1. zou seponeren
  2. zou seponeren
  3. zou seponeren
  4. zouden seponeren
  5. zouden seponeren
  6. zouden seponeren
en verder
  1. ben geseponeerd
  2. bent geseponeerd
  3. is geseponeerd
  4. zijn geseponeerd
  5. zijn geseponeerd
  6. zijn geseponeerd
diversen
  1. seponeer!
  2. seponeert!
  3. geseponeerd
  4. seponerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für seponeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avvisa afzien van rechtsvervolging; seponeren afketsen; afstemmen; afwijzen; hardvallen; onvriendelijk bejegenen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren
släppa afzien van rechtsvervolging; seponeren aan de dijk zetten; afdanken; afhelpen; afsmijten; afstand doen; afvloeien; afwerpen; afzien; amnestie verlenen; bevrijden van; congé geven; detacheren; dumpen; eruit gooien; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten vallen; loshaken; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; niet vasthouden; op de markt brengen; scheiden; uitgeven; van last bevrijden; van zijn positie verdrijven; verlossen; vrijlaten
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
släppa versie

Wiktionary Übersetzungen für seponeren:


Cross Translation:
FromToVia
seponeren nedlägga; sluta; ställa in einstellen — etwas (eine Tätigkeit) nicht mehr ausüben