Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. rappelleren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für rappelleren (Niederländisch) ins Schwedisch

rappelleren:

rappelleren [znw.] Nomen

  1. rappelleren
    minnas

rappelleren Verb (rappelleer, rappelleert, rappelleerde, rappelleerden, gerappelleerd)

  1. rappelleren (met aandrang herinneren; manen)
    påminna med styrka

Konjugationen für rappelleren:

o.t.t.
  1. rappelleer
  2. rappelleert
  3. rappelleert
  4. rappelleren
  5. rappelleren
  6. rappelleren
o.v.t.
  1. rappelleerde
  2. rappelleerde
  3. rappelleerde
  4. rappelleerden
  5. rappelleerden
  6. rappelleerden
v.t.t.
  1. ben gerappelleerd
  2. bent gerappelleerd
  3. is gerappelleerd
  4. zijn gerappelleerd
  5. zijn gerappelleerd
  6. zijn gerappelleerd
v.v.t.
  1. was gerappelleerd
  2. was gerappelleerd
  3. was gerappelleerd
  4. waren gerappelleerd
  5. waren gerappelleerd
  6. waren gerappelleerd
o.t.t.t.
  1. zal rappelleren
  2. zult rappelleren
  3. zal rappelleren
  4. zullen rappelleren
  5. zullen rappelleren
  6. zullen rappelleren
o.v.t.t.
  1. zou rappelleren
  2. zou rappelleren
  3. zou rappelleren
  4. zouden rappelleren
  5. zouden rappelleren
  6. zouden rappelleren
en verder
  1. heb gerappelleerd
  2. hebt gerappelleerd
  3. heeft gerappelleerd
  4. hebben gerappelleerd
  5. hebben gerappelleerd
  6. hebben gerappelleerd
diversen
  1. rappelleer!
  2. rappelleert!
  3. gerappelleerd
  4. rappellerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für rappelleren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
minnas rappelleren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
minnas herinneren; in herinnering brengen; memoreren; terugdenken
påminna med styrka manen; met aandrang herinneren; rappelleren