Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. patrouilleren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für patrouilleren (Niederländisch) ins Schwedisch

patrouilleren:

patrouilleren Verb (patrouilleer, patrouilleert, patrouilleerde, patrouilleerden, gepatrouilleerd)

  1. patrouilleren
    patrullera; hålla vakt
    • patrullera Verb (patrullerar, patrullerade, patrullerat)
    • hålla vakt Verb (håller vakt, höll vakt, hållit vakt)

Konjugationen für patrouilleren:

o.t.t.
  1. patrouilleer
  2. patrouilleert
  3. patrouilleert
  4. patrouilleren
  5. patrouilleren
  6. patrouilleren
o.v.t.
  1. patrouilleerde
  2. patrouilleerde
  3. patrouilleerde
  4. patrouilleerden
  5. patrouilleerden
  6. patrouilleerden
v.t.t.
  1. heb gepatrouilleerd
  2. hebt gepatrouilleerd
  3. heeft gepatrouilleerd
  4. hebben gepatrouilleerd
  5. hebben gepatrouilleerd
  6. hebben gepatrouilleerd
v.v.t.
  1. had gepatrouilleerd
  2. had gepatrouilleerd
  3. had gepatrouilleerd
  4. hadden gepatrouilleerd
  5. hadden gepatrouilleerd
  6. hadden gepatrouilleerd
o.t.t.t.
  1. zal patrouilleren
  2. zult patrouilleren
  3. zal patrouilleren
  4. zullen patrouilleren
  5. zullen patrouilleren
  6. zullen patrouilleren
o.v.t.t.
  1. zou patrouilleren
  2. zou patrouilleren
  3. zou patrouilleren
  4. zouden patrouilleren
  5. zouden patrouilleren
  6. zouden patrouilleren
diversen
  1. patrouilleer!
  2. patrouilleert!
  3. gepatrouilleerd
  4. patrouillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

patrouilleren [znw.] Nomen

  1. patrouilleren (afzoeken)
    patrullera

Übersetzung Matrix für patrouilleren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
patrullera afzoeken; patrouilleren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hålla vakt patrouilleren
patrullera patrouilleren banjeren