Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. outilleren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für outilleren (Niederländisch) ins Schwedisch

outilleren:

outilleren Verb (outilleer, outilleert, outilleerde, outilleerden, geoutilleerd)

  1. outilleren
    utrusta
    • utrusta Verb (utrustar, utrustade, utrustat)

Konjugationen für outilleren:

o.t.t.
  1. outilleer
  2. outilleert
  3. outilleert
  4. outilleren
  5. outilleren
  6. outilleren
o.v.t.
  1. outilleerde
  2. outilleerde
  3. outilleerde
  4. outilleerden
  5. outilleerden
  6. outilleerden
v.t.t.
  1. ben geoutilleerd
  2. bent geoutilleerd
  3. is geoutilleerd
  4. zijn geoutilleerd
  5. zijn geoutilleerd
  6. zijn geoutilleerd
v.v.t.
  1. was geoutilleerd
  2. was geoutilleerd
  3. was geoutilleerd
  4. waren geoutilleerd
  5. waren geoutilleerd
  6. waren geoutilleerd
o.t.t.t.
  1. zal outilleren
  2. zult outilleren
  3. zal outilleren
  4. zullen outilleren
  5. zullen outilleren
  6. zullen outilleren
o.v.t.t.
  1. zou outilleren
  2. zou outilleren
  3. zou outilleren
  4. zouden outilleren
  5. zouden outilleren
  6. zouden outilleren
diversen
  1. outilleer!
  2. outilleert!
  3. geoutilleerd
  4. outillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für outilleren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utrusta outilleren bedelen; begiftigen; beschenken; gerieven; toerusten; uitrusten; zich uitrusten