Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opwaarderen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opwaarderen (Niederländisch) ins Schwedisch

opwaarderen:

opwaarderen Verb (opwaardeer, opwaardeert, opwaardeerde, opwaardeerden, opgewaardeerd)

  1. opwaarderen (in waarde verhogen)
    omvärdera
    • omvärdera Verb (omvärderar, omvärderade, omvärderat)

Konjugationen für opwaarderen:

o.t.t.
  1. opwaardeer
  2. opwaardeert
  3. opwaardeert
  4. opwaarderen
  5. opwaarderen
  6. opwaarderen
o.v.t.
  1. opwaardeerde
  2. opwaardeerde
  3. opwaardeerde
  4. opwaardeerden
  5. opwaardeerden
  6. opwaardeerden
v.t.t.
  1. heb opgewaardeerd
  2. hebt opgewaardeerd
  3. heeft opgewaardeerd
  4. hebben opgewaardeerd
  5. hebben opgewaardeerd
  6. hebben opgewaardeerd
v.v.t.
  1. had opgewaardeerd
  2. had opgewaardeerd
  3. had opgewaardeerd
  4. hadden opgewaardeerd
  5. hadden opgewaardeerd
  6. hadden opgewaardeerd
o.t.t.t.
  1. zal opwaarderen
  2. zult opwaarderen
  3. zal opwaarderen
  4. zullen opwaarderen
  5. zullen opwaarderen
  6. zullen opwaarderen
o.v.t.t.
  1. zou opwaarderen
  2. zou opwaarderen
  3. zou opwaarderen
  4. zouden opwaarderen
  5. zouden opwaarderen
  6. zouden opwaarderen
en verder
  1. ben opgewaardeerd
  2. bent opgewaardeerd
  3. is opgewaardeerd
  4. zijn opgewaardeerd
  5. zijn opgewaardeerd
  6. zijn opgewaardeerd
diversen
  1. opwaardeer!
  2. opwaardeert!
  3. opgewaardeerd
  4. opwaarderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opwaarderen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
omvärdera in waarde verhogen; opwaarderen hertaxeren; herwaarderen; revalueren