Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. onweerlegbaar:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für onweerlegbaar (Niederländisch) ins Schwedisch

onweerlegbaar:

onweerlegbaar Adjektiv

  1. onweerlegbaar (vast en zeker)
    obestridligt; säker; säkert
  2. onweerlegbaar (onomstotelijk)

Übersetzung Matrix für onweerlegbaar:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
obestridligt onomstotelijk; onweerlegbaar; vast en zeker beslist; geheid; gewis; heus; onaanvechtbaar; onbetwistbaar; ongetwijfeld; onloochenbaar; onmiskenbaar; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
odiskutabel onomstotelijk; onweerlegbaar
odiskutabelt onomstotelijk; onweerlegbaar ontegenzeggelijk
oemotsäglig onomstotelijk; onweerlegbaar
oemotsägligt onomstotelijk; onweerlegbaar
oomtvistligt onomstotelijk; onweerlegbaar
säker onweerlegbaar; vast en zeker absoluut; beslist; ronduit; stellig; veilig; zeker
säkert onweerlegbaar; vast en zeker absoluut; beslist; betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; echt; geheid; gewis; heus; reëel; ronduit; stellig; vast en zeker; veilig; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker

Verwandte Wörter für "onweerlegbaar":

  • onweerlegbaarheid, onweerlegbare

Wiktionary Übersetzungen für onweerlegbaar:


Cross Translation:
FromToVia
onweerlegbaar obestridlig hard — unquestionable
onweerlegbaar ovedersägligen incontrovertibly — in incontrovertible manner