Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. modelleren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für modelleren (Niederländisch) ins Schwedisch

modelleren:

modelleren Verb (modelleer, modelleert, modelleerde, modelleerden, gemodelleerd)

  1. modelleren (vorm geven; vormen; boetseren)
    knåda; forma; modellera
    • knåda Verb (knådar, knådade, knådat)
    • forma Verb (formar, formade, format)
    • modellera Verb (modellerar, modellerade, modellerat)
  2. modelleren (vormen; vervaardigen; kneden; maken)
    skapa; forma
    • skapa Verb (skapar, skapade, skapat)
    • forma Verb (formar, formade, format)

Konjugationen für modelleren:

o.t.t.
  1. modelleer
  2. modelleert
  3. modelleert
  4. modelleren
  5. modelleren
  6. modelleren
o.v.t.
  1. modelleerde
  2. modelleerde
  3. modelleerde
  4. modelleerden
  5. modelleerden
  6. modelleerden
v.t.t.
  1. heb gemodelleerd
  2. hebt gemodelleerd
  3. heeft gemodelleerd
  4. hebben gemodelleerd
  5. hebben gemodelleerd
  6. hebben gemodelleerd
v.v.t.
  1. had gemodelleerd
  2. had gemodelleerd
  3. had gemodelleerd
  4. hadden gemodelleerd
  5. hadden gemodelleerd
  6. hadden gemodelleerd
o.t.t.t.
  1. zal modelleren
  2. zult modelleren
  3. zal modelleren
  4. zullen modelleren
  5. zullen modelleren
  6. zullen modelleren
o.v.t.t.
  1. zou modelleren
  2. zou modelleren
  3. zou modelleren
  4. zouden modelleren
  5. zouden modelleren
  6. zouden modelleren
en verder
  1. ben gemodelleerd
  2. bent gemodelleerd
  3. is gemodelleerd
  4. zijn gemodelleerd
  5. zijn gemodelleerd
  6. zijn gemodelleerd
diversen
  1. modelleer!
  2. modelleert!
  3. gemodelleerd
  4. modellerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für modelleren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
modellera modelzitten; poseren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
forma boetseren; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vormen beeldhouwen; fatsoeneren; stileren; vormgeven
knåda boetseren; modelleren; vorm geven; vormen
modellera boetseren; modelleren; vorm geven; vormen fatsoeneren
skapa kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen concipiëren; fatsoeneren; formeren; in het leven roepen; maken; ontwerpen; scheppen; vormgeven