Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. irrigeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für irrigeren (Niederländisch) ins Schwedisch

irrigeren:

irrigeren Verb (irrigeer, irrigeert, irrigeerde, irrigeerden, geïrrigeerd)

  1. irrigeren (bevloeien)
    irrigera; vattna; bevattna
    • irrigera Verb (irrigerar, irrigerade, irrigerat)
    • vattna Verb (vattnar, vattnade, vattnat)
    • bevattna Verb (bevattnar, bevattnade, bevattnat)

Konjugationen für irrigeren:

o.t.t.
  1. irrigeer
  2. irrigeert
  3. irrigeert
  4. irrigeren
  5. irrigeren
  6. irrigeren
o.v.t.
  1. irrigeerde
  2. irrigeerde
  3. irrigeerde
  4. irrigeerden
  5. irrigeerden
  6. irrigeerden
v.t.t.
  1. heb geïrrigeerd
  2. hebt geïrrigeerd
  3. heeft geïrrigeerd
  4. hebben geïrrigeerd
  5. hebben geïrrigeerd
  6. hebben geïrrigeerd
v.v.t.
  1. had geïrrigeerd
  2. had geïrrigeerd
  3. had geïrrigeerd
  4. hadden geïrrigeerd
  5. hadden geïrrigeerd
  6. hadden geïrrigeerd
o.t.t.t.
  1. zal irrigeren
  2. zult irrigeren
  3. zal irrigeren
  4. zullen irrigeren
  5. zullen irrigeren
  6. zullen irrigeren
o.v.t.t.
  1. zou irrigeren
  2. zou irrigeren
  3. zou irrigeren
  4. zouden irrigeren
  5. zouden irrigeren
  6. zouden irrigeren
en verder
  1. is geïrrigeerd
diversen
  1. irrigeer!
  2. irrigeert!
  3. geïrrigeerd
  4. irrigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für irrigeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bevattna bevloeien; irrigeren
irrigera bevloeien; irrigeren
vattna bevloeien; irrigeren begieten; besproeien; drenken; te drinken geven; water geven

Wiktionary Übersetzungen für irrigeren:


Cross Translation:
FromToVia
irrigeren vattna; överhopa abreuverfaire boire (un animal, particulièrement un cheval).