Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. geprononceerd:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geprononceerd (Niederländisch) ins Schwedisch

geprononceerd:

geprononceerd Adjektiv

  1. geprononceerd (uitgesproken; onmiskenbaar; ondubbelzinnig; markant)
    utpräglad; uttalad; distinkt

Übersetzung Matrix für geprononceerd:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utpräglad distinctief
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
distinkt geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken
utpräglad geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken
uttalad geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken gesproken; verbaal; woordelijk

Verwandte Wörter für "geprononceerd":

  • geprononceerder, geprononceerdere