Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. flikkeren:
  2. flikker:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für flikkeren (Niederländisch) ins Schwedisch

flikkeren:

flikkeren Verb (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)

  1. flikkeren (fonkelen; stralen; schijnen; )
    tindra; spraka; gnistra; spritta
    • tindra Verb (tindrar, tindrade, tindrat)
    • spraka Verb (sprakar, sprakade, sprakat)
    • gnistra Verb (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
    • spritta Verb (spritter, spratt, spruttit)
  2. flikkeren (flakkeren; vlammen)
    låga; flamma
    • låga Verb (låger, lågde, lågt)
    • flamma Verb (flammar, flammade, flammat)
  3. flikkeren (tuimelen; vallen; kiepen; kieperen; kelderen)
    tumla
    • tumla Verb (tumlar, tumlade, tumlat)

Konjugationen für flikkeren:

o.t.t.
  1. flikker
  2. flikkert
  3. flikkert
  4. flikkeren
  5. flikkeren
  6. flikkeren
o.v.t.
  1. flikkerde
  2. flikkerde
  3. flikkerde
  4. flikkerden
  5. flikkerden
  6. flikkerden
v.t.t.
  1. heb geflikkerd
  2. hebt geflikkerd
  3. heeft geflikkerd
  4. hebben geflikkerd
  5. hebben geflikkerd
  6. hebben geflikkerd
v.v.t.
  1. had geflikkerd
  2. had geflikkerd
  3. had geflikkerd
  4. hadden geflikkerd
  5. hadden geflikkerd
  6. hadden geflikkerd
o.t.t.t.
  1. zal flikkeren
  2. zult flikkeren
  3. zal flikkeren
  4. zullen flikkeren
  5. zullen flikkeren
  6. zullen flikkeren
o.v.t.t.
  1. zou flikkeren
  2. zou flikkeren
  3. zou flikkeren
  4. zouden flikkeren
  5. zouden flikkeren
  6. zouden flikkeren
diversen
  1. flikker!
  2. flikkert!
  3. geflikkerd
  4. flikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

flikkeren [znw.] Nomen

  1. flikkeren

Übersetzung Matrix für flikkeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
flamma flonkering; signaalvlam
flimmrande flikkeren
låga signaalvlam
tindra getintel; tinteling
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
flamma flakkeren; flikkeren; vlammen flonkeren; vlammen; vlammen uitslaan; vonken schieten
gnistra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen fonkelen; glimmen; glinsteren; vonken schieten
låga flakkeren; flikkeren; vlammen
spraka flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen flonkeren; knappen
spritta flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
tindra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
tumla flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen spartelen

Verwandte Wörter für "flikkeren":


Wiktionary Übersetzungen für flikkeren:


Cross Translation:
FromToVia
flikkeren vackla vacillerchanceler ; trembler ; n’être pas bien ferme.

flikkeren form of flikker:

flikker [de ~ (m)] Nomen

  1. de flikker (mietje; poot; nicht; homo)
    fikus; bög; homofil; homosexuell

Übersetzung Matrix für flikker:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bög flikker; homo; mietje; nicht; poot homo; homofiel; homoseksueel
fikus flikker; homo; mietje; nicht; poot
homofil flikker; homo; mietje; nicht; poot
homosexuell flikker; homo; mietje; nicht; poot homo; homofiel; homoseksueel
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
homosexuell homo; homofiel; homoseksueel; homosexueel

Verwandte Wörter für "flikker":

  • flikkeren, flikkers, flikkertje, flikkertjes

Verwandte Definitionen für "flikker":

  1. mannelijke homoseksueel1
    • dat is een kroeg waar veel flikkers komen1