Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. dateren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dateren (Niederländisch) ins Schwedisch

dateren:

dateren Verb (dateer, dateert, dateerde, dateerden, gedateerd)

  1. dateren (dagtekenen)
    datera
    • datera Verb (daterar, daterade, daterat)
  2. dateren (teruggrijpen; teruggaan)
    gå tillbaka till; återgå
    • gå tillbaka till Verb (går tillbaka till, gick tillbaka till, gått tillbaka till)
    • återgå Verb (återgår, återgick, återgått)

Konjugationen für dateren:

o.t.t.
  1. dateer
  2. dateert
  3. dateert
  4. dateren
  5. dateren
  6. dateren
o.v.t.
  1. dateerde
  2. dateerde
  3. dateerde
  4. dateerden
  5. dateerden
  6. dateerden
v.t.t.
  1. heb gedateerd
  2. hebt gedateerd
  3. heeft gedateerd
  4. hebben gedateerd
  5. hebben gedateerd
  6. hebben gedateerd
v.v.t.
  1. had gedateerd
  2. had gedateerd
  3. had gedateerd
  4. hadden gedateerd
  5. hadden gedateerd
  6. hadden gedateerd
o.t.t.t.
  1. zal dateren
  2. zult dateren
  3. zal dateren
  4. zullen dateren
  5. zullen dateren
  6. zullen dateren
o.v.t.t.
  1. zou dateren
  2. zou dateren
  3. zou dateren
  4. zouden dateren
  5. zouden dateren
  6. zouden dateren
en verder
  1. is gedateerd
  2. zijn gedateerd
diversen
  1. dateer!
  2. dateert!
  3. gedateerd
  4. daterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dateren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
datera dagtekenen; dateren omgaan met; verkeren
gå tillbaka till dateren; teruggaan; teruggrijpen
återgå dateren; teruggaan; teruggrijpen

Verwandte Definitionen für "dateren":

  1. er een datum op zetten1
    • hij dateerde zijn verslag niet1
  2. uit een bepaalde tijd stammen1
    • dat boek dateert uit de vorige eeuw1

Wiktionary Übersetzungen für dateren:


Cross Translation:
FromToVia
dateren åldersbestämma; datera date — to determine the age of something
dateren datera datermarquer la date de quelque chose.