Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. chanteren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für chanteren (Niederländisch) ins Schwedisch

chanteren:

chanteren Verb (chanteer, chanteert, chanteerde, chanteerden, gechanteerd)

  1. chanteren (afpersen)
    utpressa
    • utpressa Verb (utpressar, utpressade, utpressat)

Konjugationen für chanteren:

o.t.t.
  1. chanteer
  2. chanteert
  3. chanteert
  4. chanteren
  5. chanteren
  6. chanteren
o.v.t.
  1. chanteerde
  2. chanteerde
  3. chanteerde
  4. chanteerden
  5. chanteerden
  6. chanteerden
v.t.t.
  1. heb gechanteerd
  2. hebt gechanteerd
  3. heeft gechanteerd
  4. hebben gechanteerd
  5. hebben gechanteerd
  6. hebben gechanteerd
v.v.t.
  1. had gechanteerd
  2. had gechanteerd
  3. had gechanteerd
  4. hadden gechanteerd
  5. hadden gechanteerd
  6. hadden gechanteerd
o.t.t.t.
  1. zal chanteren
  2. zult chanteren
  3. zal chanteren
  4. zullen chanteren
  5. zullen chanteren
  6. zullen chanteren
o.v.t.t.
  1. zou chanteren
  2. zou chanteren
  3. zou chanteren
  4. zouden chanteren
  5. zouden chanteren
  6. zouden chanteren
en verder
  1. ben gechanteerd
  2. bent gechanteerd
  3. is gechanteerd
  4. zijn gechanteerd
  5. zijn gechanteerd
  6. zijn gechanteerd
diversen
  1. chanteer!
  2. chanteert!
  3. gechanteerd
  4. chanterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für chanteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utpressa afpersen; chanteren

Wiktionary Übersetzungen für chanteren:


Cross Translation:
FromToVia
chanteren pressa ut; utpressa blackmail — to extort money