Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. cadeau geven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für cadeau geven (Niederländisch) ins Schwedisch

cadeau geven:

cadeau geven Verb (geef cadeau, geeft cadeau, gaf cadeau, gaven cadeau, cadeau gegeven)

  1. cadeau geven (schenken; cadeau doen)
    ge en present
    • ge en present Verb (ger en present, gav en present, givit en present)

Konjugationen für cadeau geven:

o.t.t.
  1. geef cadeau
  2. geeft cadeau
  3. geeft cadeau
  4. geven cadeau
  5. geven cadeau
  6. geven cadeau
o.v.t.
  1. gaf cadeau
  2. gaf cadeau
  3. gaf cadeau
  4. gaven cadeau
  5. gaven cadeau
  6. gaven cadeau
v.t.t.
  1. heb cadeau gegeven
  2. hebt cadeau gegeven
  3. heeft cadeau gegeven
  4. hebben cadeau gegeven
  5. hebben cadeau gegeven
  6. hebben cadeau gegeven
v.v.t.
  1. had cadeau gegeven
  2. had cadeau gegeven
  3. had cadeau gegeven
  4. hadden cadeau gegeven
  5. hadden cadeau gegeven
  6. hadden cadeau gegeven
o.t.t.t.
  1. zal cadeau geven
  2. zult cadeau geven
  3. zal cadeau geven
  4. zullen cadeau geven
  5. zullen cadeau geven
  6. zullen cadeau geven
o.v.t.t.
  1. zou cadeau geven
  2. zou cadeau geven
  3. zou cadeau geven
  4. zouden cadeau geven
  5. zouden cadeau geven
  6. zouden cadeau geven
en verder
  1. is cadeau gegeven
  2. zijn cadeau gegeven
diversen
  1. geef cadeau!
  2. geeft cadeau!
  3. cadeau gegeven
  4. cadeau gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für cadeau geven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ge en present cadeau doen; cadeau geven; schenken

Verwandte Übersetzungen für cadeau geven