Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bons:
  2. bonzen:
  3. bon:
  4. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bons (Niederländisch) ins Schwedisch

bons:

bons [de ~ (m)] Nomen, Plural

  1. de bons (pof)
    dunk; stöt; duns; törn

Übersetzung Matrix für bons:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dunk bons; pof duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
duns bons; pof hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
stöt bons; pof duw; duwtje; geschok; geschud; hengst; hobbeling; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; por; stoot; stootje; stuwdruk; zet
törn bons; pof doorn; stekel
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stöt botsing

Verwandte Wörter für "bons":


bons form of bonzen:

bonzen [het ~] Nomen

  1. het bonzen (dreunen)

bonzen Verb (bons, bonst, bonsde, bonsden, gebonsd)

  1. bonzen (luiden)
    snudda vid
    • snudda vid Verb (snuddar vid, snuddade vid, snuddat vid)

Konjugationen für bonzen:

o.t.t.
  1. bons
  2. bonst
  3. bonst
  4. bonzen
  5. bonzen
  6. bonzen
o.v.t.
  1. bonsde
  2. bonsde
  3. bonsde
  4. bonsden
  5. bonsden
  6. bonsden
v.t.t.
  1. heb gebonsd
  2. hebt gebonsd
  3. heeft gebonsd
  4. hebben gebonsd
  5. hebben gebonsd
  6. hebben gebonsd
v.v.t.
  1. had gebonsd
  2. had gebonsd
  3. had gebonsd
  4. hadden gebonsd
  5. hadden gebonsd
  6. hadden gebonsd
o.t.t.t.
  1. zal bonzen
  2. zult bonzen
  3. zal bonzen
  4. zullen bonzen
  5. zullen bonzen
  6. zullen bonzen
o.v.t.t.
  1. zou bonzen
  2. zou bonzen
  3. zou bonzen
  4. zouden bonzen
  5. zouden bonzen
  6. zouden bonzen
diversen
  1. bons!
  2. bonst!
  3. gebonsd
  4. bonzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bonzen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bankande bonzen; dreunen duwen; stompen; stoten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
snudda vid bonzen; luiden schampen; toucheren

Verwandte Wörter für "bonzen":


bon:

bon [de ~ (m)] Nomen

  1. de bon (coupon)
    kupong; voucher
  2. de bon (bekeuring; boete)
    vite; böter
  3. de bon (stortingsbewijs; reçu)

Übersetzung Matrix für bon:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
betalningsbevis bon; reçu; stortingsbewijs
böter bekeuring; boete; bon bekeuringen; boete; boeten; bonnen; geldboete; geldstraf; penalty
kupong bon; coupon bewijsje; coupons; reclamebonnen; voucher
kvitto på inbetalning bon; reçu; stortingsbewijs
vite bekeuring; boete; bon dwangsom
voucher bon; coupon bewijsje; voucher

Verwandte Wörter für "bon":


Wiktionary Übersetzungen für bon:


Cross Translation:
FromToVia
bon kupong; biljett ticket — billet donnant droit à un accès