Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bezoeken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bezoeken (Niederländisch) ins Schwedisch

bezoeken:

bezoeken Verb (bezoek, bezoekt, bezocht, bezochten, bezocht)

  1. bezoeken (op bezoek komen; langskomen; voorbijkomen; )
    besöka; komma förbi
    • besöka Verb (besöker, besökte, besökt)
    • komma förbi Verb (kommer förbi, komm förbi, kommit förbi)
  2. bezoeken (op visite gaan; langskomen; voorbijkomen; )
    besöka
    • besöka Verb (besöker, besökte, besökt)

Konjugationen für bezoeken:

o.t.t.
  1. bezoek
  2. bezoekt
  3. bezoekt
  4. bezoeken
  5. bezoeken
  6. bezoeken
o.v.t.
  1. bezocht
  2. bezocht
  3. bezocht
  4. bezochten
  5. bezochten
  6. bezochten
v.t.t.
  1. heb bezocht
  2. hebt bezocht
  3. heeft bezocht
  4. hebben bezocht
  5. hebben bezocht
  6. hebben bezocht
v.v.t.
  1. had bezocht
  2. had bezocht
  3. had bezocht
  4. hadden bezocht
  5. hadden bezocht
  6. hadden bezocht
o.t.t.t.
  1. zal bezoeken
  2. zult bezoeken
  3. zal bezoeken
  4. zullen bezoeken
  5. zullen bezoeken
  6. zullen bezoeken
o.v.t.t.
  1. zou bezoeken
  2. zou bezoeken
  3. zou bezoeken
  4. zouden bezoeken
  5. zouden bezoeken
  6. zouden bezoeken
diversen
  1. bezoek!
  2. bezoekt!
  3. bezocht
  4. bezoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bezoeken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
besöka bezichtigen; bezichtiging
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
besöka aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; voorbijkomen buurten
komma förbi aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aangetroffen worden; binnenvallen; onverwachts langskomen
- opzoeken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
komma förbi binnengevallen; langsgekomen

Synonyms for "bezoeken":


Verwandte Definitionen für "bezoeken":

  1. bij hem op visite gaan1
    • we hebben gisteren onze familie bezocht1

Wiktionary Übersetzungen für bezoeken:


Cross Translation:
FromToVia
bezoeken hälsa på; besöka call — to pay a social visit
bezoeken besöka visit — to go and meet (someone)
bezoeken hälsa på; besöka besuchen — jemanden aufsuchen, um mit ihm eine Weile zusammen sein zu können
bezoeken frekventera fréquenteraller souvent dans un lieu.