Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. beslapen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für beslapen (Niederländisch) ins Schwedisch

beslapen:

beslapen Verb (beslaap, beslaapt, besliep, besliepen, beslapen)

  1. beslapen
    sova på; sova vidare
    • sova på Verb (sover på, sov på, sovit på)
    • sova vidare Verb (sover vidare, sov vidare, sovit vidare)

Konjugationen für beslapen:

o.t.t.
  1. beslaap
  2. beslaapt
  3. beslaapt
  4. beslapen
  5. beslapen
  6. beslapen
o.v.t.
  1. besliep
  2. besliep
  3. besliep
  4. besliepen
  5. besliepen
  6. besliepen
v.t.t.
  1. heb beslapen
  2. hebt beslapen
  3. heeft beslapen
  4. hebben beslapen
  5. hebben beslapen
  6. hebben beslapen
v.v.t.
  1. had beslapen
  2. had beslapen
  3. had beslapen
  4. hadden beslapen
  5. hadden beslapen
  6. hadden beslapen
o.t.t.t.
  1. zal beslapen
  2. zult beslapen
  3. zal beslapen
  4. zullen beslapen
  5. zullen beslapen
  6. zullen beslapen
o.v.t.t.
  1. zou beslapen
  2. zou beslapen
  3. zou beslapen
  4. zouden beslapen
  5. zouden beslapen
  6. zouden beslapen
diversen
  1. beslaap!
  2. beslaapt!
  3. beslapen
  4. beslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beslapen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sova på beslapen
sova vidare beslapen