Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für belt (Niederländisch) ins Schwedisch

belt:


Übersetzung Matrix für belt:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avstjälpningsplats belt; stortplaats
soptipp afvalhoop; belt; vuilnisbelt; vuilnisberg; vuilnishoop; vuilstortplaats

Verwandte Wörter für "belt":


Wiktionary Übersetzungen für belt:


Cross Translation:
FromToVia
belt tipp Kippekurz für: Müllkippe, auch Halde mit anderem Inhalt

bellen:

bellen Verb (bel, belt, belde, belden, gebeld)

  1. bellen (aanbellen)
    ringa; ringa på dörren
    • ringa Verb (ringar, ringade, ringat)
    • ringa på dörren Verb (ringer på dörren, ringde på dörren, ringt på dörren)
  2. bellen (door de telefoon praten; telefoneren)
    ringa någon; ringa; telefonera; slå en signal
    • ringa någon Verb (ringer någon, ringde någon, ringt någon)
    • ringa Verb (ringar, ringade, ringat)
    • telefonera Verb (telefonerar, telefonerade, telefonerat)
    • slå en signal Verb (slår en signal, slog en signal, slagit en signal)
  3. bellen (opbellen; telefoontje plegen; iemand opbellen)
    ringa; telefonera
    • ringa Verb (ringar, ringade, ringat)
    • telefonera Verb (telefonerar, telefonerade, telefonerat)
  4. bellen (aanroepen)

Konjugationen für bellen:

o.t.t.
  1. bel
  2. belt
  3. belt
  4. bellen
  5. bellen
  6. bellen
o.v.t.
  1. belde
  2. belde
  3. belde
  4. belden
  5. belden
  6. belden
v.t.t.
  1. heb gebeld
  2. hebt gebeld
  3. heeft gebeld
  4. hebben gebeld
  5. hebben gebeld
  6. hebben gebeld
v.v.t.
  1. had gebeld
  2. had gebeld
  3. had gebeld
  4. hadden gebeld
  5. hadden gebeld
  6. hadden gebeld
o.t.t.t.
  1. zal bellen
  2. zult bellen
  3. zal bellen
  4. zullen bellen
  5. zullen bellen
  6. zullen bellen
o.v.t.t.
  1. zou bellen
  2. zou bellen
  3. zou bellen
  4. zouden bellen
  5. zouden bellen
  6. zouden bellen
diversen
  1. bel!
  2. belt!
  3. gebeld
  4. bellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bellen [het ~] Nomen

  1. het bellen (opbellen)
    ringa
  2. het bellen (aanbellen)

Übersetzung Matrix für bellen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klockringning aanbellen; bellen
ringa bellen; opbellen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ringa aanbellen; bellen; door de telefoon praten; iemand opbellen; opbellen; overgaan; telefoneren; telefoontje plegen kiezen; kletteren; klingelen; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
ringa någon bellen; door de telefoon praten; telefoneren
ringa på dörren aanbellen; bellen
ringa upp aanroepen; bellen kiezen
slå en signal bellen; door de telefoon praten; telefoneren seinen; signalen geven
telefonera bellen; door de telefoon praten; iemand opbellen; opbellen; telefoneren; telefoontje plegen
- opbellen; telefoneren
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ringa draaiend kiezen; kiezen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ringa minuscuul; zeer klein

Verwandte Wörter für "bellen":


Synonyms for "bellen":


Verwandte Definitionen für "bellen":

  1. helder geluid laten klinken1
    • Doe de deur eens open, er wordt gebeld1
  2. door middel van een apparaat (de telefoon) op afstand met iemand praten1
    • ik bel je vanavond1

Wiktionary Übersetzungen für bellen:


Cross Translation:
FromToVia
bellen ringa; slå en signal anläuten — (transitiv) (intransitiv) Deutschland landschaftlich (vor allem süddeutsch); Österreich landschaftlich (vor allem westösterreichisch: Vorarlberg), sonst mundartnah oder veraltend; Schweiz; Südtirol mundartnah; Südafrika (KwaZulu-Natal): mit jemandem te
bellen ringa anläuten — (transitiv) veraltet: eine Glocke läuten
bellen ringa; ringa upp anrufen — (transitiv) (intransitiv) mit jemandem telefonisch in Verbindung treten
bellen ringa klingeln — etwas schrillen lassen
bellen ringa ring — to produce the sound of a bell or a similar sound
bellen ljuda; låta; tona sonnerrendre un son.
bellen ringa; telefonera; anropa téléphoner — Communiquer par téléphone