Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. afzonderlijk:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afzonderlijk (Niederländisch) ins Schwedisch

afzonderlijk:

afzonderlijk Adjektiv

  1. afzonderlijk (separaat; apart)
    enskilt; separat
  2. afzonderlijk (apart)
    skilt; separat; urskiljt; utsöndrad; utsöndrat
  3. afzonderlijk (vrijstaand; gescheiden; apart; )
  4. afzonderlijk (vrijstaand; geïsoleerd; alleenstaand; )
    isolerad

Übersetzung Matrix für afzonderlijk:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- apart
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
enskilt afzonderlijk; apart; separaat
isolerad afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; in quarantaine
separat afzonderlijk; apart; separaat
skilt afzonderlijk; apart ontbonden; opgeheven; uiteengegaan; uiteengevallen; uiteenlopende
stå ensam afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
urskiljt afzonderlijk; apart
utsöndrad afzonderlijk; apart
utsöndrat afzonderlijk; apart

Verwandte Wörter für "afzonderlijk":

  • afzonderlijke

Wiktionary Übersetzungen für afzonderlijk:


Cross Translation:
FromToVia
afzonderlijk avskild; skiljd; separat separate — apart from; not connected to
afzonderlijk särskild particulier — Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce.