Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. afhangen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afhangen (Niederländisch) ins Schwedisch

afhangen:

afhangen Verb (hang af, hangt af, hing af, hingen af, afgehangen)

  1. afhangen (hangen)
    bero på något; vara beroende av något

Konjugationen für afhangen:

o.t.t.
  1. hang af
  2. hangt af
  3. hangt af
  4. hangen af
  5. hangen af
  6. hangen af
o.v.t.
  1. hing af
  2. hing af
  3. hing af
  4. hingen af
  5. hingen af
  6. hingen af
v.t.t.
  1. heb afgehangen
  2. hebt afgehangen
  3. heeft afgehangen
  4. hebben afgehangen
  5. hebben afgehangen
  6. hebben afgehangen
v.v.t.
  1. had afgehangen
  2. had afgehangen
  3. had afgehangen
  4. hadden afgehangen
  5. hadden afgehangen
  6. hadden afgehangen
o.t.t.t.
  1. zal afhangen
  2. zult afhangen
  3. zal afhangen
  4. zullen afhangen
  5. zullen afhangen
  6. zullen afhangen
o.v.t.t.
  1. zou afhangen
  2. zou afhangen
  3. zou afhangen
  4. zouden afhangen
  5. zouden afhangen
  6. zouden afhangen
diversen
  1. hang af!
  2. hangt af!
  3. afgehangen
  4. afhangende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afhangen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bero på något afhangen; hangen
vara beroende av något afhangen; hangen

Verwandte Definitionen für "afhangen":

  1. erdoor bepaald worden1
    • of we op vakantie gaan hangt af van het weer1

Wiktionary Übersetzungen für afhangen:


Cross Translation:
FromToVia
afhangen bero på depend — rely on support

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für afhangen