Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. zonnen:
  2. zinnen:
  3. zon:


Niederländisch

Detailed Synonyms for zonnen in Niederländisch

zonnen:

zonnen Verb (zon, zont, zonde, zonden, gezond)

  1. zonnen
    zonnen
    • zonnen Verb (zon, zont, zonde, zonden, gezond)

Konjugationen für zonnen:

o.t.t.
  1. zon
  2. zont
  3. zont
  4. zonnen
  5. zonnen
  6. zonnen
o.v.t.
  1. zonde
  2. zonde
  3. zonde
  4. zonden
  5. zonden
  6. zonden
v.t.t.
  1. heb gezond
  2. hebt gezond
  3. heeft gezond
  4. hebben gezond
  5. hebben gezond
  6. hebben gezond
v.v.t.
  1. had gezond
  2. had gezond
  3. had gezond
  4. hadden gezond
  5. hadden gezond
  6. hadden gezond
o.t.t.t.
  1. zal zonnen
  2. zult zonnen
  3. zal zonnen
  4. zullen zonnen
  5. zullen zonnen
  6. zullen zonnen
o.v.t.t.
  1. zou zonnen
  2. zou zonnen
  3. zou zonnen
  4. zouden zonnen
  5. zouden zonnen
  6. zouden zonnen
diversen
  1. zon!
  2. zont!
  3. gezond
  4. zonnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "zonnen":


zonnen form of zinnen:

zinnen [de ~] Nomen, Plural

  1. de zinnen
    de zinnen; de volzinnen

zinnen Verb (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)

  1. zinnen
    bedenken; plan beramen; verzinnen; beramen; zinnen
    • bedenken Verb (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen Verb (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • beramen Verb (beraam, beraamt, beraamde, beraamden, beraamd)
    • zinnen Verb (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)

Konjugationen für zinnen:

o.t.t.
  1. zin
  2. zint
  3. zint
  4. zinnen
  5. zinnen
  6. zinnen
o.v.t.
  1. zon
  2. zon
  3. zon
  4. zonnen
  5. zonnen
  6. zonnen
v.t.t.
  1. heb gezonnen
  2. hebt gezonnen
  3. heeft gezonnen
  4. hebben gezonnen
  5. hebben gezonnen
  6. hebben gezonnen
v.v.t.
  1. had gezonnen
  2. had gezonnen
  3. had gezonnen
  4. hadden gezonnen
  5. hadden gezonnen
  6. hadden gezonnen
o.t.t.t.
  1. zal zinnen
  2. zult zinnen
  3. zal zinnen
  4. zullen zinnen
  5. zullen zinnen
  6. zullen zinnen
o.v.t.t.
  1. zou zinnen
  2. zou zinnen
  3. zou zinnen
  4. zouden zinnen
  5. zouden zinnen
  6. zouden zinnen
diversen
  1. zin!
  2. zint!
  3. gezonnen
  4. zinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "zinnen":


zonnen form of zon:

zon [de ~] Nomen

  1. de zon
    de zon
    • zon [de ~] Nomen
  2. de zon
    – hemellichaam dat licht en warmte geeft 1
    de zon
    – hemellichaam dat licht en warmte geeft 1
    • zon [de ~] Nomen
      • de aarde draait om de zon1

Verwandte Wörter für "zon":


Verwandte Definitionen für "zon":

  1. hemellichaam dat licht en warmte geeft1
    • de aarde draait om de zon1