Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. winter:


Niederländisch

Detailed Synonyms for winter in Niederländisch

winter:

winter [de ~ (m)] Nomen

  1. de winter
    de winter
  2. de winter
    – het koudste jaargetijde, van 21 december tot 21 maart 1
    de winter
    – het koudste jaargetijde, van 21 december tot 21 maart 1
    • winter [de ~ (m)] Nomen
      • in de winter ligt er vaak sneeuw1

Verwandte Wörter für "winter":

  • winteren, winters, wintertje, wintertjes

Antonyme für "winter":


Verwandte Definitionen für "winter":

  1. het koudste jaargetijde, van 21 december tot 21 maart1
    • in de winter ligt er vaak sneeuw1