Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for vlijt in Niederländisch

vlijt:

vlijt [de ~] Nomen

  1. de vlijt
    de nijverheid; ijverigheid; de werklust; de werkzaamheid; de ijver; de vlijt; noestigheid; naarstigheid; vlijtigheid

vlijt form of vlijen:

vlijen Verb (vlij, vlijt, vlijde, vlijden, gevlijd)

  1. vlijen
    vlijen
    • vlijen Verb (vlij, vlijt, vlijde, vlijden, gevlijd)

Konjugationen für vlijen:

o.t.t.
  1. vlij
  2. vlijt
  3. vlijt
  4. vlijen
  5. vlijen
  6. vlijen
o.v.t.
  1. vlijde
  2. vlijde
  3. vlijde
  4. vlijden
  5. vlijden
  6. vlijden
v.t.t.
  1. heb gevlijd
  2. hebt gevlijd
  3. heeft gevlijd
  4. hebben gevlijd
  5. hebben gevlijd
  6. hebben gevlijd
v.v.t.
  1. had gevlijd
  2. had gevlijd
  3. had gevlijd
  4. hadden gevlijd
  5. hadden gevlijd
  6. hadden gevlijd
o.t.t.t.
  1. zal vlijen
  2. zult vlijen
  3. zal vlijen
  4. zullen vlijen
  5. zullen vlijen
  6. zullen vlijen
o.v.t.t.
  1. zou vlijen
  2. zou vlijen
  3. zou vlijen
  4. zouden vlijen
  5. zouden vlijen
  6. zouden vlijen
diversen
  1. vlij!
  2. vlijt!
  3. gevlijd
  4. vlijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for vlijt