Niederländisch

Detailed Synonyms for verwijderd in Niederländisch

verwijderd:

verwijderd Adjektiv

  1. verwijderd

verwijderd form of verwijderen:

verwijderen Verb (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)

  1. verwijderen
    verwijderen; afnemen; ecarteren; weghalen; lichten; verplaatsen; wegnemen; wegdoen; wegbrengen; afzonderen; vervreemden; wegwerken
    • verwijderen Verb (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)
    • afnemen Verb (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • ecarteren Verb (ecarteer, ecarteert, ecarteerde, ecarteerden, geecarteerd)
    • weghalen Verb (haal weg, haalt weg, haalde weg, haalden weg, weggehaald)
    • lichten Verb (licht, lichtte, lichtten, gelicht)
    • verplaatsen Verb (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • wegnemen Verb (neem weg, neemt weg, nam weg, namen weg, weggenomen)
    • wegdoen Verb (doe weg, doet weg, deed weg, deden weg, weggedaan)
    • wegbrengen Verb (breng weg, brengt weg, bracht weg, brachten weg, weggebracht)
    • afzonderen Verb (zonder af, zondert af, zonderde af, zonderden af, afgezonderd)
    • vervreemden Verb (vervreemd, vervreemdt, vervreemdde, vervreemdden, vervreemd)
    • wegwerken Verb (werk weg, werkt weg, werkte weg, werkten weg, weggewerkt)
  2. verwijderen
    vertrekken; weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; afreizen; opstappen; wegreizen
    • vertrekken Verb (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • weggaan Verb (ga weg, gaat weg, ging weg, gingen weg, weggegaan)
    • verwijderen Verb (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)
    • wegtrekken Verb (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • smeren Verb (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)
    • afreizen Verb (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • opstappen Verb (stap op, stapt op, stapte op, stapten op, opgestapt)
    • wegreizen Verb (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)
  3. verwijderen
    verwijderen
    • verwijderen Verb (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)
  4. verwijderen
    verwijderen; installatie ongedaan maken
  5. verwijderen
    – weghalen of laten verdwijnen 1
    verwijderen
    – weghalen of laten verdwijnen 1
    • verwijderen Verb (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)
      • de dokter heeft een stukje ijzer uit haar hand verwijderd1

Konjugationen für verwijderen:

o.t.t.
  1. verwijder
  2. verwijdert
  3. verwijdert
  4. verwijderen
  5. verwijderen
  6. verwijderen
o.v.t.
  1. verwijderde
  2. verwijderde
  3. verwijderde
  4. verwijderden
  5. verwijderden
  6. verwijderden
v.t.t.
  1. heb verwijderd
  2. hebt verwijderd
  3. heeft verwijderd
  4. hebben verwijderd
  5. hebben verwijderd
  6. hebben verwijderd
v.v.t.
  1. had verwijderd
  2. had verwijderd
  3. had verwijderd
  4. hadden verwijderd
  5. hadden verwijderd
  6. hadden verwijderd
o.t.t.t.
  1. zal verwijderen
  2. zult verwijderen
  3. zal verwijderen
  4. zullen verwijderen
  5. zullen verwijderen
  6. zullen verwijderen
o.v.t.t.
  1. zou verwijderen
  2. zou verwijderen
  3. zou verwijderen
  4. zouden verwijderen
  5. zouden verwijderen
  6. zouden verwijderen
diversen
  1. verwijder!
  2. verwijdert!
  3. verwijderd
  4. verwijderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verwijderen [znw.] Nomen

  1. verwijderen
    verwijderen; wegnemen

Antonyme für "verwijderen":


Verwandte Definitionen für "verwijderen":

  1. weghalen of laten verdwijnen1
    • de dokter heeft een stukje ijzer uit haar hand verwijderd1