Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. verschaald:
  2. verschalen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for verschaald in Niederländisch

verschaald:

verschaald Adjektiv

  1. verschaald
    plat; oud; oudbakken; verschaald; oubakken; muf

verschaald form of verschalen:

verschalen Verb (verschaal, verschaalt, verschaalde, verschaalden, verschaald)

  1. verschalen
    verschalen
    • verschalen Verb (verschaal, verschaalt, verschaalde, verschaalden, verschaald)

Konjugationen für verschalen:

o.t.t.
  1. verschaal
  2. verschaalt
  3. verschaalt
  4. verschalen
  5. verschalen
  6. verschalen
o.v.t.
  1. verschaalde
  2. verschaalde
  3. verschaalde
  4. verschaalden
  5. verschaalden
  6. verschaalden
v.t.t.
  1. ben verschaald
  2. bent verschaald
  3. is verschaald
  4. zijn verschaald
  5. zijn verschaald
  6. zijn verschaald
v.v.t.
  1. was verschaald
  2. was verschaald
  3. was verschaald
  4. waren verschaald
  5. waren verschaald
  6. waren verschaald
o.t.t.t.
  1. zal verschalen
  2. zult verschalen
  3. zal verschalen
  4. zullen verschalen
  5. zullen verschalen
  6. zullen verschalen
o.v.t.t.
  1. zou verschalen
  2. zou verschalen
  3. zou verschalen
  4. zouden verschalen
  5. zouden verschalen
  6. zouden verschalen
diversen
  1. verschaal!
  2. verschaalt!
  3. verschaald
  4. verschalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze