Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. vermengen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for vermengen in Niederländisch

vermengen:

vermengen Verb (vermeng, vermengt, vermengde, vermengden, vermengd)

  1. vermengen
    mengen; vermengen; dooreenmengen
    • mengen Verb (meng, mengt, mengde, mengden, gemengd)
    • vermengen Verb (vermeng, vermengt, vermengde, vermengden, vermengd)

Konjugationen für vermengen:

o.t.t.
  1. vermeng
  2. vermengt
  3. vermengt
  4. vermengen
  5. vermengen
  6. vermengen
o.v.t.
  1. vermengde
  2. vermengde
  3. vermengde
  4. vermengden
  5. vermengden
  6. vermengden
v.t.t.
  1. heb vermengd
  2. hebt vermengd
  3. heeft vermengd
  4. hebben vermengd
  5. hebben vermengd
  6. hebben vermengd
v.v.t.
  1. had vermengd
  2. had vermengd
  3. had vermengd
  4. hadden vermengd
  5. hadden vermengd
  6. hadden vermengd
o.t.t.t.
  1. zal vermengen
  2. zult vermengen
  3. zal vermengen
  4. zullen vermengen
  5. zullen vermengen
  6. zullen vermengen
o.v.t.t.
  1. zou vermengen
  2. zou vermengen
  3. zou vermengen
  4. zouden vermengen
  5. zouden vermengen
  6. zouden vermengen
diversen
  1. vermeng!
  2. vermengt!
  3. vermengd
  4. vermengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vermengen [znw.] Nomen

  1. vermengen
    mengen; melêren; vermengen; het mixen