Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. tand:
  2. tanden:


Niederländisch

Detailed Synonyms for tand in Niederländisch

tand:

tand [de ~ (m)] Nomen

  1. de tand
    – hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak 1
    de tand
    – hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak 1
    • tand [de ~ (m)] Nomen
      • met zijn tanden beet hij in de appel1

tand [de ~ (m)] Nomen

  1. de tand
    de tand
    • tand [de ~ (m)] Nomen
  2. de tand
    – puntig of scherp uitsteeksel aan een voorwerp 1
    de tand
    – puntig of scherp uitsteeksel aan een voorwerp 1
    • tand [de ~ (m)] Nomen
      • drie tanden van de kam zijn afgebroken1

Verwandte Wörter für "tand":


Verwandte Definitionen für "tand":

  1. hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak1
    • met zijn tanden beet hij in de appel1
  2. puntig of scherp uitsteeksel aan een voorwerp1
    • drie tanden van de kam zijn afgebroken1

tanden:

tanden [de ~] Nomen, Plural

  1. de tanden
    de tanden; het gebit; alle tanden en kiezen

tanden Verb (tand, tandt, tandde, tandden, getand)

  1. tanden
    uittanden; tanden
    • uittanden Verb (tand uit, tandt uit, tandde uit, tandden uit, uitgetand)
    • tanden Verb (tand, tandt, tandde, tandden, getand)

Konjugationen für tanden:

o.t.t.
  1. tand
  2. tandt
  3. tandt
  4. tanden
  5. tanden
  6. tanden
o.v.t.
  1. tandde
  2. tandde
  3. tandde
  4. tandden
  5. tandden
  6. tandden
v.t.t.
  1. heb getand
  2. hebt getand
  3. heeft getand
  4. hebben getand
  5. hebben getand
  6. hebben getand
v.v.t.
  1. had getand
  2. had getand
  3. had getand
  4. hadden getand
  5. hadden getand
  6. hadden getand
o.t.t.t.
  1. zal tanden
  2. zult tanden
  3. zal tanden
  4. zullen tanden
  5. zullen tanden
  6. zullen tanden
o.v.t.t.
  1. zou tanden
  2. zou tanden
  3. zou tanden
  4. zouden tanden
  5. zouden tanden
  6. zouden tanden
en verder
  1. ben getand
  2. bent getand
  3. is getand
  4. zijn getand
  5. zijn getand
  6. zijn getand
diversen
  1. tand!
  2. tandt!
  3. getand
  4. tandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "tanden":


Related Synonyms for tand