Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. scoren:
  2. score:


Niederländisch

Detailed Synonyms for scoren in Niederländisch

scoren:

scoren Verb (scoor, scoort, scoorde, scoorden, gescoord)

  1. scoren
    scoren
    • scoren Verb (scoor, scoort, scoorde, scoorden, gescoord)

Konjugationen für scoren:

o.t.t.
  1. scoor
  2. scoort
  3. scoort
  4. scoren
  5. scoren
  6. scoren
o.v.t.
  1. scoorde
  2. scoorde
  3. scoorde
  4. scoorden
  5. scoorden
  6. scoorden
v.t.t.
  1. heb gescoord
  2. hebt gescoord
  3. heeft gescoord
  4. hebben gescoord
  5. hebben gescoord
  6. hebben gescoord
v.v.t.
  1. had gescoord
  2. had gescoord
  3. had gescoord
  4. hadden gescoord
  5. hadden gescoord
  6. hadden gescoord
o.t.t.t.
  1. zal scoren
  2. zult scoren
  3. zal scoren
  4. zullen scoren
  5. zullen scoren
  6. zullen scoren
o.v.t.t.
  1. zou scoren
  2. zou scoren
  3. zou scoren
  4. zouden scoren
  5. zouden scoren
  6. zouden scoren
en verder
  1. ben gescoord
  2. bent gescoord
  3. is gescoord
  4. zijn gescoord
  5. zijn gescoord
  6. zijn gescoord
diversen
  1. scoor!
  2. scoort!
  3. gescoord
  4. scorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "scoren":


scoren form of score:

score [de ~ (m)] Nomen

  1. de score
    de score

Verwandte Wörter für "score":