Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. schuur:
  2. schuren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for schuur in Niederländisch

schuur:

schuur [de ~] Nomen

  1. de schuur
    de schuur
  2. de schuur
    – eenvoudig gebouw bij een huis om spullen in op te bergen 1
    de schuur
    – eenvoudig gebouw bij een huis om spullen in op te bergen 1
    • schuur [de ~] Nomen
      • de fietsen staan in de schuur1

Verwandte Wörter für "schuur":


Verwandte Definitionen für "schuur":

  1. eenvoudig gebouw bij een huis om spullen in op te bergen1
    • de fietsen staan in de schuur1

schuren:

schuren Verb (schuur, schuurt, schuurde, schuurden, geschuurd)

  1. schuren
    schaven; raspen; schuren
    • schaven Verb (schaaf, schaaft, schaafte, schaaften, geschaafd)
    • raspen Verb (rasp, raspt, raspte, raspten, geraspt)
    • schuren Verb (schuur, schuurt, schuurde, schuurden, geschuurd)
  2. schuren
    – er met iets ruws overheen wrijven om het glad te maken 1
    schuren
    – er met iets ruws overheen wrijven om het glad te maken 1
    • schuren Verb (schuur, schuurt, schuurde, schuurden, geschuurd)
      • hij heeft de houten tafel met schuurpapier geschuurd1

Konjugationen für schuren:

o.t.t.
  1. schuur
  2. schuurt
  3. schuurt
  4. schuren
  5. schuren
  6. schuren
o.v.t.
  1. schuurde
  2. schuurde
  3. schuurde
  4. schuurden
  5. schuurden
  6. schuurden
v.t.t.
  1. heb geschuurd
  2. hebt geschuurd
  3. heeft geschuurd
  4. hebben geschuurd
  5. hebben geschuurd
  6. hebben geschuurd
v.v.t.
  1. had geschuurd
  2. had geschuurd
  3. had geschuurd
  4. hadden geschuurd
  5. hadden geschuurd
  6. hadden geschuurd
o.t.t.t.
  1. zal schuren
  2. zult schuren
  3. zal schuren
  4. zullen schuren
  5. zullen schuren
  6. zullen schuren
o.v.t.t.
  1. zou schuren
  2. zou schuren
  3. zou schuren
  4. zouden schuren
  5. zouden schuren
  6. zouden schuren
en verder
  1. ben geschuurd
  2. bent geschuurd
  3. is geschuurd
  4. zijn geschuurd
  5. zijn geschuurd
  6. zijn geschuurd
diversen
  1. schuur!
  2. schuurt!
  3. geschuurd
  4. schurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "schuren":


Verwandte Definitionen für "schuren":

  1. er met iets ruws overheen wrijven om het glad te maken1
    • hij heeft de houten tafel met schuurpapier geschuurd1