Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for scheur in Niederländisch

scheur:

scheur [de ~] Nomen

  1. de scheur
    de breuk; de scheur; de barst; de krak
  2. de scheur
    de torn; de scheur
  3. de scheur
    de kloof; de reet; de uitsparing; de inkeping; het gat; de opening; de scheur; het split; de barst; de groef

Verwandte Wörter für "scheur":


scheur form of scheuren:

scheuren Verb (scheur, scheurt, scheurde, scheurden, gescheurd)

  1. scheuren
    scheuren; inscheuren
    • scheuren Verb (scheur, scheurt, scheurde, scheurden, gescheurd)
    • inscheuren Verb (scheur in, scheurt in, scheurde in, scheurden in, ingescheurd)
  2. scheuren
    – wild en hard rijden 1
    scheuren; sjezen; crossen
    – wild en hard rijden 1
    • scheuren Verb (scheur, scheurt, scheurde, scheurden, gescheurd)
      • hij scheurde met 160 kilometer over de weg1
    • sjezen Verb (sjeez, sjeezt, sjeezde, sjeezden, gesjeezd)
      • hij sjeesde weg1
    • crossen Verb
      • de auto croste over de weg1
  3. scheuren
    – het kapot of los trekken 1
    scheuren
    – het kapot of los trekken 1
    • scheuren Verb (scheur, scheurt, scheurde, scheurden, gescheurd)
      • hij scheurde de brief in stukken1

Konjugationen für scheuren:

o.t.t.
  1. scheur
  2. scheurt
  3. scheurt
  4. scheuren
  5. scheuren
  6. scheuren
o.v.t.
  1. scheurde
  2. scheurde
  3. scheurde
  4. scheurden
  5. scheurden
  6. scheurden
v.t.t.
  1. heb gescheurd
  2. hebt gescheurd
  3. heeft gescheurd
  4. hebben gescheurd
  5. hebben gescheurd
  6. hebben gescheurd
v.v.t.
  1. had gescheurd
  2. had gescheurd
  3. had gescheurd
  4. hadden gescheurd
  5. hadden gescheurd
  6. hadden gescheurd
o.t.t.t.
  1. zal scheuren
  2. zult scheuren
  3. zal scheuren
  4. zullen scheuren
  5. zullen scheuren
  6. zullen scheuren
o.v.t.t.
  1. zou scheuren
  2. zou scheuren
  3. zou scheuren
  4. zouden scheuren
  5. zouden scheuren
  6. zouden scheuren
en verder
  1. ben gescheurd
  2. bent gescheurd
  3. is gescheurd
  4. zijn gescheurd
  5. zijn gescheurd
  6. zijn gescheurd
diversen
  1. scheur!
  2. scheurt!
  3. gescheurd
  4. scheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

scheuren [de ~] Nomen, Plural

  1. de scheuren
    de scheuren; de sprongen; de barsten

Verwandte Wörter für "scheuren":


Alternate Synonyms for "scheuren":


Verwandte Definitionen für "scheuren":

  1. wild en hard rijden1
    • hij scheurde met 160 kilometer over de weg1
  2. het kapot of los trekken1
    • hij scheurde de brief in stukken1

Related Synonyms for scheur