Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Niederländisch ->übersetze schakeren

Synonyms for "schakeren" in Niederländisch

Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. schakeren:
  2. schaker:

Niederländisch

Detailed Synonyms for schakeren in Niederländisch

schakeren:

schakeren [znw.] Nomen

  1. schakeren
    schakeren

schakeren Verb (schakeer, schakeert, schakeerde, schakeerden, geschakeerd)

  1. schakeren
    onderscheid aanbrengen in; nuanceren; schakeren

Konjugationen für schakeren:

o.t.t.
  1. schakeer
  2. schakeert
  3. schakeert
  4. schakeeren
  5. schakeeren
  6. schakeeren
o.v.t.
  1. schakeerde
  2. schakeerde
  3. schakeerde
  4. schakeerden
  5. schakeerden
  6. schakeerden
v.t.t.
  1. heb geschakeerd
  2. hebt geschakeerd
  3. heeft geschakeerd
  4. hebben geschakeerd
  5. hebben geschakeerd
  6. hebben geschakeerd
v.v.t.
  1. had geschakeerd
  2. had geschakeerd
  3. had geschakeerd
  4. hadden geschakeerd
  5. hadden geschakeerd
  6. hadden geschakeerd
o.t.t.t.
  1. zal schakeren
  2. zult schakeren
  3. zal schakeren
  4. zullen schakeren
  5. zullen schakeren
  6. zullen schakeren
o.v.t.t.
  1. zou schakeren
  2. zou schakeren
  3. zou schakeren
  4. zouden schakeren
  5. zouden schakeren
  6. zouden schakeren
en verder
  1. ben geschakeerd
  2. bent geschakeerd
  3. is geschakeerd
  4. zijn geschakeerd
  5. zijn geschakeerd
  6. zijn geschakeerd
diversen
  1. schakeer!
  2. schakeert!
  5. geschakeerd
  6. schakerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "schakeren":


schakeren form of schaker:

schaker [de ~ (m)] Nomen

  1. de schaker
    de schaker; de schaakspeler

Verwandte Wörter für "schaker":








Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0163 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden