Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. rondsnuffelen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for rondsnuffelen in Niederländisch

rondsnuffelen:

rondsnuffelen Verb (snuffel rond, snuffelt rond, snuffelde rond, snuffelden rond, rondgesnuffeld)

  1. rondsnuffelen
    rondkijken; rondneuzen; struinen; om zich heen kijken; rondscharrelen; rondsnuffelen
    • rondkijken Verb (kijk rond, kijkt rond, keek rond, keken rond, rondgekeken)
    • rondneuzen Verb (neus rond, neust rond, neusde rond, neusden rond, rondgeneusd)
    • struinen Verb (struin, struint, struinde, struinden, gestruind)
    • rondscharrelen Verb (scharrel rond, scharrelt rond, scharrelde rond, scharrelden rond, rondgescharreld)
    • rondsnuffelen Verb (snuffel rond, snuffelt rond, snuffelde rond, snuffelden rond, rondgesnuffeld)

Konjugationen für rondsnuffelen:

o.t.t.
  1. snuffel rond
  2. snuffelt rond
  3. snuffelt rond
  4. snuffelen rond
  5. snuffelen rond
  6. snuffelen rond
o.v.t.
  1. snuffelde rond
  2. snuffelde rond
  3. snuffelde rond
  4. snuffelden rond
  5. snuffelden rond
  6. snuffelden rond
v.t.t.
  1. heb rondgesnuffeld
  2. hebt rondgesnuffeld
  3. heeft rondgesnuffeld
  4. hebben rondgesnuffeld
  5. hebben rondgesnuffeld
  6. hebben rondgesnuffeld
v.v.t.
  1. had rondgesnuffeld
  2. had rondgesnuffeld
  3. had rondgesnuffeld
  4. hadden rondgesnuffeld
  5. hadden rondgesnuffeld
  6. hadden rondgesnuffeld
o.t.t.t.
  1. zal rondsnuffelen
  2. zult rondsnuffelen
  3. zal rondsnuffelen
  4. zullen rondsnuffelen
  5. zullen rondsnuffelen
  6. zullen rondsnuffelen
o.v.t.t.
  1. zou rondsnuffelen
  2. zou rondsnuffelen
  3. zou rondsnuffelen
  4. zouden rondsnuffelen
  5. zouden rondsnuffelen
  6. zouden rondsnuffelen
diversen
  1. snuffel rond!
  2. snuffelt rond!
  3. rondgesnuffeld
  4. rondsnuffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze